“Minister mogen zijn van je land vind ik de meest fantastische en eervolle functie die ik ooit heb gehad”

“Minister mogen zijn van je land vind ik de meest fantastische en eervolle functie die ik ooit heb gehad”

In 2012 concludeerde Rita Verdonk in een interview met NRC: ‘Ze hebben me toch kleingekregen.’ Terugkeren naar de politiek was de voormalig minister immers niet gelukt, volgens haar omdat de VVD niet luisterde naar wat de burgers wilden. Bijna tien jaar verder kijkt ze juist met een positief gevoel terug op haar politieke loopbaan. “Ik ben later op eigen initiatief met veel hoofdrolspelers uit die tijd in gesprek gegaan. Dat was voor beide partijen goed. Nu zou ik liever zeggen: ik heb het netjes afgesloten.”

Groentje in Den Haag

In 2003 arriveerde Rita Verdonk als ‘groentje’ in Den Haag in een voor haar compleet andere wereld. Na diverse functies in het gevangeniswezen en een baan bij KPMG werd ze onverwachts minister van Vreemdelingenzaken en Integratie. Ze was de partijleiding van de VVD opgevallen tijdens een landelijke dag over de privatisering van het gevangeniswezen. Bij een soort tour langs enkele kopstukken van de partij vroeg partijleider Gerrit Zalm haar of ze er weleens aan had gedacht minister of staatssecretaris te worden. “Dat had ik niet, dus ik begon een beetje te giechelen. Maar de volgende dag ondernam ik actie en was ik meteen eerste in de race voor minister van Defensie.”

Alice in Wonderland

Toen de VVD plots besloot mee te regeren in het tweede kabinet-Balkenende, hoorde Verdonk op een donderdag dat ze geen minister van Defensie, maar minister van Vreemdelingenzaken en Integratie ging worden. “Op zaterdag mocht ik langs bij Jan Peter Balkenende, om te kijken of ik geen dingen deed die niet door de beugel konden. Op dinsdag stond ik al op het bordes, naast de koningin, Piet Hein Donner en andere mensen die ik alleen kende van televisie. Vrienden van mij zeggen nog steeds dat ik daar stond als een Alice in Wonderland, van ‘ojee, wat gebeurt hier allemaal?’”

De kersverse bewindsvrouw kreeg op het departement een warme ontvangst: “Je voorganger zit al te wachten, je maakt kennis met iedereen – zoals de Kamerbewaarders en de catering, allemaal schatten van mensen – en daar zit je ineens, in die grote kamer.” Ze ging direct doen wat in haar aard zit: hard werken. “Dat je minister mag zijn van je land, vind ik de meest fantastische en eervolle functie die ik ooit heb gehad. Ik kon er al mijn energie in kwijt.”

Vechten voor je plekje

Verdonk kwam terecht op een departement met twee ministers en merkte al snel dat ze haar plekje moest ‘bevechten’. Zo moest ze een samenwerkingsrelatie opbouwen met Donner, die zich dé minister achtte. “Wat ik me goed kan voorstellen, want er was binnen Justitie altijd maar één minister.” Maar ook de SG en de ministersstaf hadden vooral aandacht voor Donner. “Ik bevond mij als sociologe tussen juristen en topjurist Donner. Daar werd toch iets meer gewicht aan gegeven, dus ik moest echt wel vechten voor mijn positie.”

Waar ze voor Vreemdelingenzaken een ervaren DG en ervaren directeuren ‘kreeg’, was Integratie bij Justitie juist een vreemde eend in de bijt. Ook met dat onderdeel van haar portefeuille moest ze zich invechten en haar plekje vinden. Verdonk besloot vooral planmatig te werk te gaan en hield zich vast aan het regeerakkoord, een A4’tje waarop al haar doelen stonden. “Die punten ben ik als een manager een voor een gaan uitvoeren, met een tijdpad, kritische succesfactoren en stappen om draagvlak te creëren.”

Pizzabijeenkomsten

Samenwerking moet je zelf stimuleren, vond Verdonk. Omdat ze sneller mondelinge dan schriftelijke informatie opneemt, organiseerde ze ‘pizzabijeenkomsten’ met de beleidsambtenaren, ’s avonds van zes tot klokslag acht uur. “Ik ben van het stevig discussiëren, dus de pizza’s stonden vaak koud te worden. Voor de ambtenaren was dit een cultuuromslag, maar iedereen ervoer het als fantastische bijeenkomsten. Als ik ambtenaren uit die tijd spreek, hebben ze het er nog over.” Verdonk haalde er goede, loyale mensen uit die ze kon toelaten tot haar kleine kring van adviseurs.

Onverwachte steun

Diverse keren kreeg de minister steun uit onverwachte en zelfs onbekende hoek. Ze noemt het voorval waarbij ze zomaar een dossier van Donner in haar tas vond over de verdeling van de budgetten. “Daarin las ik dat ongeveer de helft van het geld dat ik voor vreemdelingenbewaring en grensbewaking zou krijgen, werd overgeboekt naar de minister van Justitie die een probleem had met bolletjesslikkers. Zo vond ik vaker dossiers die niet van mij waren, waardoor ik alsnog aan de bel kon trekken.” Ze heeft nooit ontdekt wie die dossiers in haar tas stopte, maar was blij met de waarschuwingen.

Achteraf had Verdonk het fijn gevonden als ze vanaf de start van haar ministerschap beter gepositioneerd was geweest, zowel door de collega-minister als door de top van het departement. Ze had dan minder hard voor haar plekje hoeven vechten. “Als we meer als team hadden gehandeld, had ik een betere start gehad. Maar ik wil het ook niet groter maken dan het is. Ik ben uitstekend in staat om mijn eigen weg te plaveien en dat heb ik ook gedaan.”

Turbulente tijd

De eerste ministersperiode van Verdonk werd een turbulente tijd. In november 2004 – ze was nog geen anderhalf jaar minister – werd Theo van Gogh vermoord. Een jaar later vond in het cellencomplex met gedetineerde illegalen de Schipholbrand plaats. Ook kwam Verdonk op een ‘dodenlijst’ van radicale moslims te staan en kreeg ze jarenlang persoonsbeveiliging. “De moord op Van Gogh is zo’n moment waarop je nog precies weet waar je was. Ik ontving tijdens een gesprek met de Franse ambassadeur een berichtje: ‘Theo is neergeschoten.’ Daarna kwam ik samen met Justitie-collega’s Donner en Joris Demmink in een razende trein terecht. Er moest plots van alles gebeuren.”

"Ik ben uitstekend in staat om mijn eigen weg te plaveien en dat heb ik ook gedaan."

Herdenking Theo van Gogh

Die avond sprak Verdonk bij de herdenking van Van Gogh op de Dam. Een indrukwekkende bijeenkomst waarbij de aanwezigen met een lawaaiprotest hun ongenoegen uitten. “Er waren enorm veel mensen. Ik was natuurlijk niet ieders vriend, en dan sta je daar. Ik maakte het persoonlijk door te vertellen dat ik Theo zelf kende, en te zeggen wat hij altijd tegen mij zei: ‘Houd je rug recht’ en ‘Let op je veiligheid.’ Dit was na Pim Fortuyn de tweede politieke moord in korte tijd. Daarom heb ik in die speech duidelijk gezegd: ‘Tot hier en niet verder.’ Ik krijg weer kippenvel. Al die mensen, het was zó indrukwekkend.”

‘Wat doen we hier nou?’

Mede door deze gebeurtenis leerde ze snel hoe het er in politiek Den Haag aan toeging en dat dit niet altijd strookte met haar eigen gevoel. “Na die bijeenkomst dacht ik: we moeten met een aantal bewindspersonen uit het kabinet het land in, en overal gaan praten om te zorgen dat de situatie niet uit de hand loopt. Maar wat we in de praktijk bleken te moeten doen, was een brief schrijven aan de Tweede Kamer. Ik heb regelmatig opgemerkt: ‘Wat doen we hier nou?’ En dan kreeg ik als antwoord: ‘Ja, maar de Kamer moet worden geïnformeerd.’ Ik vond dat we genoeg ambtenaren hadden om die brief te schrijven, maar dat begreep ik toch helemaal verkeerd.”

“Minister zijn doe je niet voor jezelf, dat doe je om het voor de mensen in het land wat beter te maken. Dat was en is mijn idealisme.”

Spanning tussen hard en zacht

De combinatie van onderwerpen in haar eerste portefeuille – integratie, immigratie, asielzaken en vreemdelingenzaken – vond Verdonk prettig, al bestond er een doorlopende spanning tussen de harde en de zachte, meer menselijke kant. Gesprekken over bijvoorbeeld integratie waren niet altijd gemakkelijk. “Je moet streng durven zijn, en dat was ik. Tijdens een kopje thee zei ik rustig tegen mijn gesprekspartners dat ze eens moesten optreden tegen eerwraak, gedwongen huwelijken of de verschillen in de positie van man en vrouw. Als ik het over mocht doen, zou ik nu wat meer gebruikmaken van die zachtere kant.”

Ook migrantenorganisaties sprak ze gerust aan op omstreden onderwerpen. Tegelijkertijd stond Verdonk zeven dagen in de week voor ze klaar. “Bij mijn vertrek kreeg ik van zo’n organisatie een grote cactus. Maar toen ik ze twee jaar later weer tegenkwam, zeiden ze: ‘Nu u er niet meer bent, weten we pas wat we missen. U ging er tenminste voor en durfde dingen te zeggen. Nu gebeurt er niets meer.’ Tja, zo kan het gaan.”

De zaken benoemen

Tot de komst van Fortuyn werd in de politiek alles toegedekt en kon veel niet hardop worden gezegd. Ook Verdonk viel op doordat ze zaken durfde te benoemen. Al maakte dit het uitvoeren van haar functie niet altijd gemakkelijker, ze staat er nog steeds achter. “Ik heb zelf twee kinderen en was oprecht bezorgd over de ontwikkelingen in de maatschappij. Maar de weerstand om vanuit de overheid iets aan de omvang van immigratie en de niet soepel verlopende integratie te doen, was groot. Op basis van de criminaliteitscijfers kijken naar het aandeel van verschillende groeperingen? Dat mocht niet, daar mocht je niet over praten.”

Verdonk besloot het anders aan te pakken. Ze stelde voor om te gaan kijken welke groepen het qua integratie juist goed doen in de samenleving. “Ik dacht, misschien kunnen we zorgen dat ze van elkaar leren, of wellicht gaan wij hierdoor de mensen meer waarderen die het goed doen. Maar toen kreeg ik van mijn partijgenoot Hans Dijkstal te horen dat ik mensen een Jodenster wilde opplakken. Dat was zo bizar.”

Pieter Omtzigt

In de huidige politiek kijkt Verdonk met veel plezier naar Pieter Omtzigt, iemand die met succes strijd voert om er in de Kamer zaken doorheen te krijgen. “Dat heb ik ook vaak geprobeerd, maar iedere keer werd ik aan de kant geschopt. Hij krijgt het wél voor elkaar.” De politica herkent zijn strijd en heeft veel bewondering voor zijn lange adem: “Ik vind het fantastisch wat hij heeft gedaan. Telkens doorvragen, doorvragen, doorvragen en geen genoegen nemen met zwartgelakte stukken. Zo hoort politiek bedreven te worden.”

Ook Verdonk kwam na haar ministerschap in de Tweede Kamer terecht, als nummer 2 van de VVD, met 620 duizend voorkeursstemmen – ruim 67 duizend meer dan lijsttrekker Mark Rutte. Toch ziet ze de rol van Kamerlid niet als haar ideaal. “Als ik het heel onparlementair zeg, noem ik de Tweede Kamer soms een praatfabriek. Het is niet mijn stijl. Ik ben iemand die echte resultaten wil bereiken. Dit heb ik ook laten zien in de acties die ik kreeg voorgeschoteld in het regeerakkoord: ik heb ze allemaal uitgevoerd en afgewerkt.”

Luisteren naar de samenleving

Volgens de bewindsvrouw is een minister dan ook iemand die uitvoert wat er in het regeerakkoord staat. Dat is immers de opdracht die je meekrijgt: “Ik ben niet van telkens een nieuw regeerakkoord. Nee, dit is je opdracht, en dat ga je doen.” Daarnaast vindt ze het belangrijk dat je als minister luistert naar wat er in de samenleving speelt. Zo stelde ze destijds twee ambtenaren aan voor het beantwoorden van ingezonden e-mails en brieven. Al die brieven zag en ondertekende ze zelf. “Ik kom nog altijd mensen tegen die zeggen: ‘Mevrouw Verdonk, ik heb nog steeds de brief die u heeft ondertekend.’ Ik vind dat belangrijk, want minister zijn doe je niet voor jezelf, dat doe je om het voor de mensen in het land wat beter te maken. Dat was en is mijn idealisme.”

Energie en adrenaline

De baan als minister gaf Verdonk veel energie. Ze werkte onvermoeibaar zeven dagen per week en maakte korte nachten. Van ’s ochtends half acht tot ’s avonds elf was ze van huis. Vier jaar lang zagen zij en haar gezin elkaar nauwelijks. “De adrenaline bleef maar stromen en ik voelde geen moment vermoeidheid. Altijd stond er wel weer iets nieuws klaar om op te pakken.” Tijdens vakanties moest ze ‘afkicken’. “Dan was mijn gezin blij dat ik er weer even voor ze was. Ik mocht dan alleen op bepaalde tijden op mijn telefoon kijken en verder niet. Het heeft me naderhand wel wat tijd gekost om alles thuis weer goed op poten te krijgen.”

Omgang met ambtenaren

Als minister was Verdonk de meeste tijd kwijt aan debatten in de Tweede Kamer, inclusief voorbereiden en napraten met de ambtenaren. Ook de ministerraad en onderraden namen veel tijd in beslag. Daarnaast was ze druk met het behalen van resultaten en het zelf aansturen van projecten. “Het was niet altijd gemakkelijk om alle ambtenaren op de juiste route te krijgen. Zo schreven zij in de nieuwe inburgeringswet tot drie keer toe ‘we spreken een gemeenschappelijke taal en hebben gemeenschappelijke waarden en normen’, terwijl ik duidelijk had gezegd dat er ‘Nederlandse taal’ en ‘Nederlandse waarden en normen’ moest staan.”

Verdonk was zich ervan bewust dat niet alle ambtenaren die op Integratie werkten, het met haar aanpak eens waren. “Ik stond natuurlijk vaak in de krant als die harde Rita. Aan de andere kant kreeg ik veel brieven van mensen die schreven: ‘Ik ben het niet altijd eens met wat u doet, maar u heeft wel een consequente lijn en u bent op weg naar een resultaat, dat is wat we nodig hebben.’ Toen heb ik tegen mijn secretaresse gezegd: print eens honderd van die brieven en leg ze op tafel zodat de ambtenaren ze kunnen lezen. Ook op dat soort momenten kwam de spanning tussen die harde en zachte kant duidelijk tot uiting.”

Loyale ambtenaren

Toch zocht Verdonk ook bewust naar tegenspraak. Die waardeerde ze vooral wanneer het kwam van ‘loyale ambtenaren’. “Ambtenaren die je tegenspreken om je scherp te houden, zijn de beste ambtenaren. Ik houd niet zo van mensen die alleen ‘ja en amen’ zeggen. Daarom die pizzabijeenkomsten, zodat zij tegenspraak konden bieden en ik daarop kon doorgaan. Niet uit narigheid of narrigheid, maar omdat de inhoud scherp moest worden.”

Het kwartje van de loyaliteit viel ook weleens de andere kant op. Zo was er een ambtenaar die vaak een uitdrukking gebruikte die Verdonk nog nooit had gehoord. Tot een Kamerlid haar tijdens een debat in de Kamer een vraag stelde met precies die uitdrukking erin. “Ik riep de ambtenaar bij me en vroeg: ‘Ben jij lid van een politieke partij?’ Hij antwoordde eerst dat ik daar niet naar mocht vragen, maar volgens mij kunnen we transparant zijn en mag ik overal naar vragen. Ik vertelde hem over het Kamerlid dat die uitdrukking gebruikte, en toen kreeg hij wel even rode koontjes. Je moet dus ook op je eigen ministerie opletten en zelf scherp blijven op wat er gebeurt.”

Persoonsbeveiliging

Vanaf het najaar van 2004 kreeg Verdonk als eerste Nederlandse politicus persoonsbeveiliging. Iets wat ze ervoer als een behoorlijke inbreuk op haar vrijheid. “Je kon op zaterdagochtend niet meer zomaar even naar de markt, maar moest altijd eerst de beveiligers bellen. Dat dit kon gebeuren, had ik me nooit kunnen voorstellen voordat ik minister werd.” Gelukkig stonden man en kinderen achter haar. “Toen ik ze vroeg wat zij ervan vonden, zeiden ze: ‘Als je als minister opzijgaat voor bedreigingen, wat voor land zijn we dan geworden? Je moet doorgaan en dan zien we wel hoe het loopt.’”

Ze kreeg een beveiligde auto, maar daar mochten haar kinderen niet in. Gingen ze naar een familiefeestje, dan reden de kinderen met de voorverkenningsauto mee, waardoor ze steevast drie kwartier te vroeg op het feestje aankwamen. Na verloop van tijd bracht Verdonk meer tijd door met de mannen (“er was maar één vrouw”) van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) dan met haar eigen man. “We maakten er maar wat van en beleefden de gekste dingen met elkaar. Zo stonden de DKDB’ers tijdens het huwelijksjubileum van mijn ouders ballonnen op te blazen. Allemaal goede mensen en ze regelden alles perfect, alleen die inbreuk op je vrijheid…”

Kandidaat-lijsttrekker

Na de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2006 hoorde Verdonk ’s morgens op de radio dat Jozias van Aartsen zijn VVD-fractievoorzitterschap had neergelegd. Een half uurtje later werd ze door Zalm en Hans Hoogervorst uitgenodigd voor een bijeenkomst op het ministerie van Defensie. “Om te kijken wat er nu moest gebeuren. Ik was verrast dat ze mij vroegen, want ik zag hen als de smaakmakers terwijl ik gewoon mijn werk deed.”

Tijdens een grote partijbijeenkomst, vlak daarvoor, was besloten dat niemand meer vanuit Den Haag ‘op het schild’ zou worden gehesen, maar dat er voortaan zou worden gestemd. “Zitten we daar en wordt ineens Rutte op het schild gehesen! Ik zei nog: ‘We hebben toch pas iets anders afgesproken?’, maar dat deed ineens niet meer ter zake. Dit moest snel gebeuren. Maar ik vond dat iedereen het recht had om te stemmen. Met de steun van een aantal mensen uit de VVD heb ik toen besloten me alsnog kandidaat te stellen zodat er twee kandidaten waren en er gestemd moest worden.” Uiteindelijk werd Rutte met een kleine meerderheid gekozen tot nieuwe lijsttrekker.

“Wees erop voorbereid dat er tijdens je ministerschap onverwachte dingen kunnen gebeuren die in een geweldige kracht ontaarden.”

Kwestie Ayaan

Tijdens deze lijsttrekkersverkiezing diende de kwestie Ayaan Hirsi Ali zich aan. Hirsi Ali had in Zembla gezegd te hebben gelogen bij het verkrijgen van haar Nederlandse paspoort. Verdonk mocht het oplossen. “In de wet staat letterlijk dat je in zo’n situatie wordt geacht het paspoort en dus de Nederlandse nationaliteit nooit te hebben gehad. Ik vond het moeilijk, want we waren vriendinnen en wilden samen iets betekenen voor de vrouwen. Maar politieke spelletjes spelen en uitzonderingen maken is niet mijn stijl, dus ik zag geen oplossing.” Uiteindelijk vertrok Hirsi Ali naar Amerika en werd Verdonk door de halve VVD-fractie als keihard bestempeld.

Terugkijkend noemt Verdonk dit de meest eenzame periode uit haar leven. De helft van de partij liet haar in de steek, ze was een vriendin kwijt en de ambtenaren konden niets voor haar doen. Toch had ze juist aan die ambtenaren veel steun. “Na deze ervaring zou ik iedere nieuwe minister of staatssecretaris willen adviseren: zorg dat je een circuit hebt van mensen met wie je goed kunt praten en die eerlijk durven te zijn, dat geeft rust. Luister daarbij naar je eigen intuïtie en geweten en zorg dat je jezelf recht in de ogen kunt kijken. En wees erop voorbereid dat er tijdens je ministerschap onverwachte dingen kunnen gebeuren die in een geweldige kracht ontaarden.”

“Ambtenaren die je tegenspreken om je scherp te houden, zijn de beste ambtenaren.”

Nare relatie met links

Als iemand die staat voor wat ze doet en niet al te veel wil ‘polderen’, had Verdonk niet altijd een gemakkelijke relatie met de linkse partijen in de Kamer. Die met GroenLinks en D66 was volgens de politica soms zelfs ‘naar’ te noemen. “Meningsverschillen leken soms eerder een persoonlijke vete en werden op de vrouw gespeeld. Vaak zeiden Tweede Kamerleden in de Kamer ook iets anders dan naderhand bij de borrel. Dat begreep ik nooit goed en vond ik lastig.”

Doordat de coalitie altijd achter Verdonk bleef staan, haalden de moties van wantrouwen van de linkse partijen het nooit. “Maar daarna kreeg ik via de media of bij bezoeken aan universiteiten rustig te horen: ‘Waarom bent u nog minister? U heeft al drie moties van wantrouwen!’ Waarop ik dan zei: ‘Ja, dus? Er was geen meerderheid, u weet toch hoe het werkt in ons staatsbestel?’” Soms ging ze op universiteiten de discussie aan over de voorbereiding van het college. “Als studenten dan vertelden hoe die voorbereiding was gegaan, kwam ik erachter dat ze vooraf behoorlijk waren geïndoctrineerd.”

Warme relatie met rechts

De relatie met rechtse partijen zoals de PVV en de LPF was daarentegen als een warm bad. Van hen ondervond ze veel steun, ook al waren dit eveneens oppositiepartijen. “Ik was altijd blij als iemand van die kant een woordje ging doen. Zij vonden vaak wel dat het strenger moest, maar daar kwamen we altijd uit.”

Genieten en luisteren

Wat zou Verdonk tot slot willen meegeven aan de mensen die bij een volgend kabinet als een Alice in Wonderland nieuw op het bordes komen te staan? “Als eerste: geniet ervan, want het is een fantastische functie. Kijk iedere vrijdag in de Trêveszaal om je heen en wees blij dat je bent uitverkoren om dit mooie ambt te bekleden. Daarbij: wees alert op politieke spelletjes. Stel je eigen grenzen, blijf authentiek en zorg dat je jezelf in de spiegel kunt blijven aankijken. En tot slot: ga vooral veel de samenleving in. Luister naar wat de mensen willen, hoe zij de samenleving ingericht willen zien. En luister daar iets meer naar dan naar alle mensen op die vierkante kilometer in Den Haag.”