“Op het moment dat jij het regeerakkoord ondertekent, overstijg je het partijbelang”

“Op het moment dat jij het regeerakkoord ondertekent, overstijg je het partijbelang”

Sybilla Dekker voelde zich nooit een echte politicus. ‘Politiek manager’ paste haar beter: “Ik ben wel de politicus, maar ik manage ook.” De voormalig politica, zakenvrouw, ambtenaar, VVD-bestuurder en (huidige) minister van staat spande zich haar hele loopbaan in om meer vrouwen aan de top te krijgen. Met succes: “Je ziet de veertigers en vijftigers nu in topfuncties opkomen.” Nog steeds voedt zij de kweekvijver voor topvrouwen: “Bij grote opdrachten, zoals het Noordzeeoverleg, laat ik ambitieuze jonge vrouwen meedraaien met mijn staf.”

Hoe word je minister?

Dekker werd geboren in Alkmaar en studeerde personeelswerk en organisatiekunde. Een leven op de politieke barricade stond niet op haar verlanglijstje. Echter, in het maatschappelijk middenveld speelde zij zich zodanig in de kijker dat ze twee keer gevraagd werd voor het ministerschap: eerst voor het kabinet-Balkenende I – wat zij afwees – daarna voor het kabinet-Balkenende II. “De zoektocht naar een geschikte minister is eigenlijk vrij merkwaardig, vergeleken met de leidinggevenden die je normaal gesproken op hoge posities ziet. Maar op de een of andere manier was ik zichtbaar. Ik was echt geen partijtijger voor de VVD, ging bijvoorbeeld niet naar de grote congressen. Maar mensen in de partij zagen wat ik deed en zo kwam ik in beeld.”

Einde verhaal

Haar afwijzing voor een ministerspost in het kabinet-Balkenende I kwam doordat de LPF een van de coalitiepartijen was. “Ik voelde me niet thuis bij de opvattingen van de LPF en vond dat ik daarom beter niet in zo’n kabinet kon gaan zitten.” Einde verhaal, dacht Dekker: nu is het over. Maar, zoals haar man al voorspelde, ze klopten opnieuw bij haar aan. Ditmaal voor het kabinet-Balkenende II met CDA, VVD en D66, dus zonder LPF. Dekker was op dat moment nog geen tien jaar lid van de VVD, waar zij zich inzette voor het thema doorstroming van vrouwen.

Een telefoontje

Bij het verkennend gesprek voor Balkenende II wist Dekker nu precies welke ministeries ze wilde leiden: V&W (nu IenW) of VROM. Anekdotisch: “Mijn man gaf mij mee niet thuis te komen met Immigratie en Asiel. Aan zo’n lastige, nieuwe portefeuille was geen eer te behalen. Dat had ik goed in mijn oren geknoopt.” Dekker werd gepolst voor Immigratie, maar hield vast aan de twee gekozen vakdepartementen. V&W bleek al vergeven aan Karla Peijs (CDA), dus werd het VROM.

Het partijbelang overstijgen

Behalve Peijs kende Dekker niemand van de andere ministers, maar dat vond ze geen probleem. “Je leert elkaar snel kennen omdat je als ploeg nauw moet samenwerken aan de uitwerking van de beleidslijnen.” Wat de politica betreft kijk je daarbij verder dan de eigen partijbelangen: “Op het moment dat jij het regeerakkoord ondertekent, overstijg je het partijbelang. Je zet je handtekening immers voor het totaalplaatje van die overeenkomst. Natuurlijk houd je rekening met wat je eigen partij heeft ingebracht, maar daar kijk je niet uitsluitend naar.”

Leidend regeerakkoord?

Het regeerakkoord bevatte volgens de doortastende bestuurder vooral ‘vrij algemene’ doelstellingen. Voor Volkshuisvesting stonden alle ontwikkelingen benoemd die een nadrukkelijke impuls moesten krijgen, zoals ‘wijken’ meenemen in de plannen en ruimtelijke ordening naar een nieuwe fase brengen. “Milieu was overduidelijk een van de verbindende thema’s, en dat onderdeel nam staatssecretaris Pieter van Geel op zich. Ik had puur Ruimtelijke Ordening en Wonen onder mijn hoede, met alles wat daarbij hoorde.”

Voor het eerst in de Trêveszaal

Bijzonder indrukwekkend vond Dekker het constituerend beraad, het sluitstuk van de kabinetsformatie. Een belangrijke ontmoeting: “Je komt dan als kandidaat-ministers voor het eerst bij elkaar, in de Trêveszaal. Misschien is dat nu normaler, maar ik vond het imponerend. Je wordt ook geplaceerd, je mag niet zomaar ergens gaan zitten. Je plek is best bepalend voor bijvoorbeeld de communicatielijnen, zoals dat gaat bij elke groepsdynamica. De secretaris van de ministerraad, Marianne Hordijk, heeft met haar langjarige ervaring een belangrijke stem in die tafelschikking.”

De placering in de Trêveszaal laat iets zien van hoe de lijnen in het kabinet lopen: plaatsing gaat op vakgebied en zegt niets over de partijverdeling. Zelf zat Dekker als VVD’er tussen CDA’ers Cees Veerman en Karla Peijs. Verder was de regel destijds dat de minister van Financiën, in dit geval VVD’er Gerrit Zalm, recht tegenover de minister-president zat. “De partijen zitten dus gemixt en dat vond ik op zichzelf wel mooi. Ik weet nog precies wie waar zat, omdat we als ministerraad vier jaar lang, elke vrijdagochtend, in de Trêveszaal vergaderden.”

De dynamiek rond de ministerraad

De ministerraad kende goede inhoudelijke discussies, stelt Dekker tevreden vast. “Heel belangrijk, want het draait niet alleen om je eigen politieke overtuiging, maar ook om de inhoud in de mix van politieke overtuigingen.” Dekker zette het huurbeleid op de agenda: zij wilde de huren vrijgeven om de woningnood tegen te gaan. Ze vond het merkwaardig dat zij als minister de huurprijzen moest vaststellen. “De minister van V&W bepaalt toch ook niet de prijs van de auto’s?” Het voorstel vereiste een grondige voorbereiding: “Dergelijke zaken moet je in de ministerraad echt bevechten.”

"Te vaak bepaalt de politiek het beleid vanuit Den Haag, zonder de verbinding te leggen naar het veld. Een enorme tekortkoming."

Rondje ministers polsen

Om als minister steun voor je ideeën te krijgen, is het zaak om eerst in de Tweede Kamer de mening van alle partijen te peilen. Met name aan Henk Kamp had Dekker een goede sparringpartner. “Kamp was een alleslezer en alleskenner. Bovendien was hij in het kabinet-Balkenende I drie maanden minister van VROM voordat hij minister van Defensie werd.” In haar rondje ‘ministers polsen’ sprak Dekker ook met Johan Remkes, die eerder op VROM zat.

Praten met het veld

Ook raadpleegde zij steevast de belangenorganisaties. “Praten met het veld is zó belangrijk! Ga als minister dus in gesprek met vereniging van woningcorporaties Aedes en met directeuren van belangrijke woningcorporaties. Te vaak bepaalt de politiek het beleid vanuit Den Haag, zonder de verbinding te leggen naar het veld. Een enorme tekortkoming, omdat je zo niet toetst op welke manier een kwestie kan landen of geaccepteerd kan zijn.”

Ter illustratie noemt ze de bouwregelgeving, waar een nieuw Bouwbesluit moest komen. Het eerste voorstel bleek niet besproken te zijn met de bouwondernemers. ‘Want’, zeiden de mensen van Dekkers staf, ‘van uw voorganger, meneer Pronk, mochten wij niet met het bedrijfsleven praten.’ “Waarop ik antwoordde: ‘Nou, de opgave van Dekker is altijd wél eerst praten.’ Je hoeft het niet met elkaar eens te zijn, maar je moet ten minste weten wat er speelt of wat de haalbaarheid is van een aantal zaken.”

“Natuurlijk zijn er in de ministerraad belangenverschillen. Het gaat erom hoe je die tegenstellingen overbrugt.”

Bondje met Karla Peijs

Partijkleur is in de ministerraad van ondergeschikt belang volgens Dekker: “Het gaat veel meer om de inhoud. Het kabinet moet uiteindelijk keuzes maken en dan maakt het niet uit van welke partij jij bent.” Ze sloot al snel een bondje met Karla Peijs, vanwege de raakvlakken tussen hun ministeries – ruimtelijke ordening en infrastructuuropgaven. Nota’s van elkaars departement zonder akkoord van de ander zouden ze terugsturen. “Bij VROM is een paar keer gezegd: ‘Is het afgestemd met V&W? Nee? Nou, terug dan. Die is nog niet rijp.’ Iedereen vond die werkwijze prettig omdat we vanuit de gezamenlijkheid verder kwamen.”

Tegenstellingen overbruggen

Voor Dekker is de kunst in de Trêveszaal dat je elkaar inhoudelijk begrijpt en vasthoudt. “Natuurlijk zijn er belangenverschillen, maar het draait niet om de tegenstellingen; het gaat er juist om hoe je die overbrugt. Als je in de belangentegenstelling blijft staan, zoals nu (juni 2021, red.), blijft die overeind terwijl je beter kunt streven naar de verbinding. Uiteindelijk moet je het toch samen doen. En die verbinding moet je ook uitstralen naar buiten toe, naar het publiek.”

Ruimtelijke ordening én ontwikkeling

Een ‘ongelofelijk belangrijk’ visitekaartje van de oud-VROM-minister is de Nota Ruimte, waarmee zij de basis legde voor een ander beleid voor de RO. Naast het Rijk moesten provincies en gemeenten voortaan meebeslissen over de toekomstige inrichting van Nederland. “Ruimtelijke ordening is niet alleen ordenen, maar ook ontwikkelen. Het Rijk kan niet alleen vanuit de blauwdruk een beleid verordonneren. Je moet daar medeoverheden of lagere overheden bij betrekken.”

Ze beoogde geen volledige decentralisatie van RO, maar een nationaal kader dat in de provinciale en gemeentelijke afwegingen werd meegenomen. “Zodat er verbinding is tussen het nationale niveau en het provinciale, gemeentelijke en regionale niveau. Wezenlijk anders dus dan de decentralisatie die er nu ligt.”

Opheffen VROM – een grote fout

Dat er geen eigen departement voor RO meer is, vindt zij een grote fout. “Het opheffen van VROM was meer een politiek statement dan het gevolg van een goede inhoudelijke afweging.” De roep om VROM terug te halen is groot, vooral voor Wonen. Volgens Dekker kan dit niet zonder nationale coördinatie op dat vlak: er is één integrerend departement met één bewindspersoon voor alle ruimtelijke vraagstukken nodig. En die coördinerende partij bepaalt het niet alleen: “De ontwikkeling en de positionering doe je samen met de anderen.”

Kerndiscipline binnen het Rijk

Ruimtelijke vraagstukken zouden een kerndiscipline binnen het Rijk moeten zijn. “Die insteek mag echt terug. Niet zoals het was, maar passend bij de huidige tijd. Maar accepteer wel dat je een ruimtelijk kader nodig hebt. Er móét namelijk een basis zijn waarop mensen kunnen toetsen, zoals Ruimtelijke Ontwikkeling of Ruimtelijke Ordening. Misschien is er een variant denkbaar waarbij de departementen gewoon overeind blijven, al moet je daar dan wel een politiek bestuurder of een minister voor aanwijzen.”

Politiek manager of politiek bestuurder?

Elf jaar leidinggevende ervaring als rijksambtenaar bij L&V hielp Dekker enorm op haar ministerspost. “Je kent de processen in de organisatie al.” Wel was haar positie anders: “Een minister is niet de hiërarchische leidinggevende, dat zijn de DG’s en de directeuren. Maar je bent wel de politiek bestuurder.” Dekker stond tot haar genoegen ook wel bekend als de politiek manager. “Als men mij vroeg of ik een echte politicus was, zei ik ‘Nee, dat geloof ik niet. Ik ben wel de politicus, maar eerder een politiek bestuurder die ook managet. Ik wil gewoon weten wat er op tafel komt.’”

Goed ingewerkt?

Dekker had een uitstekende band met haar SG Marjanne Sint en haar directe staf. “Ik kon dus direct aan de slag.” Toch was zij niet overal goed op ingewerkt. Zo vond zij de openbaarheid van overleggen een lastig punt. “Toen ik in de Kamer kwam, wist ik niet eens wat een Algemeen Overleg (AO) was. Je wordt wel geïnformeerd, maar toch ook in het diepe gegooid. Zo’n AO is openbaar: de Tweede Kamerleden zitten erbij, je eigen staf zit naast je en de pers is aanwezig. Natuurlijk heb je tekst voor je, maar je moet het op dat moment wel doen.”

Ze moest vooral wennen aan de directheid in het overleg en de noodzaak dat je het in een keer goed moest doen: een harde leerschool voor wie het politieke circuit niet goed kent. “Je kunt geen missers maken. Een beetje aarzelen is direct een feit. Iets niet goed doen ook. Zelfs je tranen, zoals bij Carola Schouten, zijn een feit. Alles wat je doet of zegt, of niet doet of zegt, wordt eindeloos geïnterpreteerd. Ik vond die AO’s daarom altijd spannend.”

“Het opheffen van VROM was meer een politiek statement dan het gevolg van een goede inhoudelijke afweging.”

Inhoudelijke vakkennis

De ambtelijke organisatie is een essentiële steunpilaar voor een minister – mits de inhoudelijke vakkennis goed is verankerd. “Tegenwoordig wisselen topambtenaren na vier jaar alweer van baan, terwijl bepaalde dossiers niet in vier jaar tot een einde komen. Misschien is de opgedane kennis in het ene ministerie in zijn algemeenheid wel toepasbaar op het andere. Niet alles is echter op te lossen met economen of bestuurskundigen. Inhoudelijke kennis is ook onontbeerlijk. Bij Rijkswaterstaat bijvoorbeeld zijn gewoon goede techneuten nodig. Het gaat om de juiste mix van mensen.”

“Zorg dat de portefeuille die je als minister krijgt, bij je past.”

Geweldige sparringpartner

De carrousel van topambtenaren draait nu nadrukkelijk sneller dan destijds: “Mijn DG Wonen, Annet Bertram (nu DG Rijksvastgoedbedrijf, red.) was al jaren werkzaam in de volkshuisvesting. Zij kende het vakgebied door en door en was dus een geweldige sparringpartner. Ook haar directeuren wisten van de hoed en de rand. De organisatie die wij hadden opgezet, werkte met accountmanagers in het land: we werkten dus niet alleen van bovenaf, maar peilden ook wat er in het land zelf en bij bepaalde steden gebeurde.”

Zelf legde Dekker regelmatig werkbezoeken aan bouwprojecten af om de verantwoordelijke wethouders te spreken over voortgang of stilstand. Ze maakte ook afspraken met hen: “Als minister kun je dat doen. Zou je echter decentraliseren, dan kun je veel minder dwingend spreken. Mijns inziens moet je zicht hebben op wat er gebeurt en kan gebeuren. Naast het instrumentarium op rijksniveau heb je dus ook de mensen uit de regio nodig.”

Een team – ook bij verdriet

Dekker bofte met haar SG Marjanne Sint en het team om haar heen. “Sint en haar staf konden goede analyses maken. Ook bureau SG was een prima organisatie, met volop groeimogelijkheden voor jonge mensen. Dat vond ik ontzettend leuk.” Toen midden in Dekkers ambtstermijn haar man overleed, leerde ze haar team extra waarderen. “Zij hebben mij in die moeilijke tijd geweldig gesteund. Je kunt er wel alleen doorkomen, maar met steun gaat het beter. Zeker omdat je onmiddellijk in de kijker staat.” Ruimte voor persoonlijke kwesties was er ogenschijnlijk niet. “Het persoonlijke en het publieke is in het ministersvak moeilijk te combineren; verdriet hoort er niet thuis. Er was veel begrip, maar je hebt de opdracht om door te gaan en dat is niet gemakkelijk.”

Ontzettend leuke job

In een NRC-artikel van 2005 zei toenmalig VNO-NCW-directeur Niek Jan van Kesteren in een artikel over de politica: ‘Zo leuk is het ministerschap natuurlijk niet. Je moet keihard werken, je krijgt een laag salaris, bakken modder over je heen en je reputatie als geslaagd zakenvrouw holt achteruit.’ Dekker is het hier pertinent niet mee eens. “Minister zijn is een ontzettend leuke, fascinerende job. Je bent bevoorrecht: je ontmoet veel mensen en leert andere organisaties kennen. Ik heb met werkbezoeken al ‘mijn’ 56 wijken bezocht. Het ministerschap is inhoudelijk zeer aantrekkelijk. Maar je moet het vak verstaan, en dat is niet niks.”

Dat lage salaris klopt wel, omdat dit niet in verhouding staat tot het maatschappelijke risico dat een minister loopt. Maar daar moet je niet over zeuren, vindt Dekker. Van een deuk in haar reputatie is echter geen sprake: “Ik heb daarna een hartstikke mooie tijd gehad in de zakenwereld. Ik ben minister geweest en heb dit niet kunnen afronden vanwege de Schipholbrand. Maar heb ik daarvan schade ondervonden om geen mooie andere functies te krijgen? Integendeel. Ik heb vele diverse functies kunnen bekleden, zowel in het bedrijfsleven als voor de overheid.”

De Schipholbrand

Bij de Schipholbrand (oktober 2005) lieten elf mensen het leven. De feiten die boven tafel kwamen, gaven volop spanningen bij de ministeries van Justitie en VROM: wat zouden de gevolgen zijn? In september 2006 was de presentatie van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid: geen feitenrelaas op papier, maar met animaties. ‘Dramatisch’ vond Dekker dit, en sprak dat ook uit naar voorzitter Pieter van Vollenhoven: “Met beeld en muziek werd naar een climax toegewerkt, wat de zaak op scherp stelde. Het beeldende aspect maakte het enorm emotioneel beladen. Je zag bijvoorbeeld dat de ambulance bij de verkeerde poort stond.”

Zelf opstappen

Duidelijk was dat justitieminister Piet Hein Donner de eerstverantwoordelijke was en Dekker de tweede, vanwege de rol van de Rijksgebouwendienst. Dat er elf doden waren, vond ze verschrikkelijk en ze besloot: “Er kan er maar één de beslissing nemen, en dat ben ik. En ik laat me niet wegsturen door een Tweede Kamer die ik niet kan en wil overtuigen. Dit is veel te veel, ik neem mijn verantwoordelijkheid en stap op.” Dekker handelde in de geest van haar overleden man, die bij haar beëdiging zei: ‘Je bent onafhankelijk en je gaat er onafhankelijk uit, wat er ook gebeurt.’

Geen tijd van oogsten

Dat ze haar ministerschap niet kon afmaken, betreurt ze nog steeds. Vooral omdat ze net voor een half jaar stond waarin ze spijkers met koppen kon slaan: “Ik stond voor een afhechting van de beleidslijnen naar de woningcorporaties, de ruimtelijke ordening en nog een aantal zaken. De wet op de RO moest erdoor. Dit werd door mijn opvolger gedaan. De tijd van oogsten werd mij ontnomen en dat is afschuwelijk, maar ik sta nog steeds achter mijn besluit van toen.”

Het vertrek: weg is weg

Haar vertrek als minister ervoer ze als koel en kil. “Ik ben ’s avonds nog naar het bewindspersonenoverleg gegaan, maar eigenlijk stond ik al buiten. Weg is weg. De politiek is een hard vak, maar zo is het.” Het afscheid op het departement was aangenamer. “Daar kwamen de mensen om mij heen wel afscheid nemen. Dat voelde als een warm bad.” Samen met haar secretariaat ruimde ze de dag erna nog zaken op. “Je moet gewoon plaatsmaken. Terecht ook, want het ministerie moet door.”

“Weet je, de politieke carrière is heel kwetsbaar. Zo sta je er en zo sta je buiten.”

Geen formele overdracht

Informeel kon Dekker in een gesprek wel wat zaken overbrengen aan opvolger Pieter Winsemius, maar van een formele overdracht was geen sprake. “Dat gebeurt alleen als er een nieuw kabinet komt. Toen ik aantrad, tekende mijn voorganger Henk Kamp voor de overdracht van VROM aan mij en ik tekende voor het overnemen van de verantwoordelijkheid. Bij een aftreden gaat dat natuurlijk niet zo. Dan sta je gewoon in één keer buiten.”

Minister van staat

Sinds 2018 is Dekker minister van staat: de hoogste eretitel in ons staatsbestel. Op basis daarvan kun je worden gevraagd om een minister te vervangen of de staat te vertegenwoordigen. Toen minister-president Mark Rutte haar belde – aan het werk op Bonaire voor het College Financieel Toezicht – was ze compleet overdonderd. “Emotioneel ook, omdat het een erkenning was voor al mijn werk, en indirect ook voor de ontwikkeling van vrouwen. Echt fantastisch.”

Vervangende minister

Dekker verving twee keer minister Bruno Bruins. Eerst in 2019 bij een congres op Bali over de overdracht van ziekten van dieren op mensen en van mensen op dieren. Daarna in 2020, vlak voor de COVID-uitbraak, voor een staatsbezoek aan Indonesië waaraan een grote handelsdelegatie verbonden was. Ze leerde dat ‘perfect improviseren’ en ‘snel schakelen’ belangrijke vaardigheden van een minister van staat zijn. “Ook fysiek moet je het aankunnen: vijftien uur vliegen, snel overleggen met je staf, en er stáán.” Dekker genoot beide keren van haar rol en straalde dat ook uit.

Doorstroming van vrouwen

Het thema doorstroming van vrouwen loopt als een rode draad door Dekkers werkende leven. “Nederland was – en is nog steeds – niet erg welwillend en begrijpend als het gaat om vrouwen aan de top. Vandaar ook mijn handvest ‘Talent naar de Top’ in 2008, dat als aanjager diende om het ‘glazen plafond’ voor vrouwelijk talent te breken.” Dit krijgt nu effect: je ziet de vrouwelijke veertigers en vijftigers in topfuncties opkomen, bijvoorbeeld bij VNO-NCW en de Nederlandse Spoorwegen.

Ook nu nog voedt de minister van staat de kweekvijver voor vrouwen met een toppositie. “Nog steeds moeten jonge vrouwen leren dat je ervoor moet gaan. Dat je de valkuilen moet kennen in een overwegend mannelijke cultuur. Daarom laat ik bij grote opdrachten altijd ambitieuze jonge vrouwen meedraaien met mijn staf. Zoals nu, bij het Noordzeeoverleg, en eerder bij de Zuidas en Soestdijk. Zodat zij met die bagage verder komen.”

Tips voor toekomstige ministers

Dekker raadt toekomstige ministers aan een passende portefeuille te aanvaarden. Ook adviseert zij een zorgvuldige afweging te maken, maar niet bij voorbaat ‘nee’ tegen een ministerspost te zeggen. “Je staat niet voor niets op zo’n lijstje. Durf gerust die stap naar voren te zetten. Weten hoe het op een ministerie werkt is prettig, maar dat kun je ook leren. En laat je niet van de wijs brengen door kritiek op sociale media.”

Graag ziet ze dat nieuwe ministers niet alleen de inhoud kennen, maar ook de processen eromheen: de bestuurlijke kanten en de medeoverheden. Al is die inhoud wel extreem belangrijk. “Zorg dat je goed geïnformeerd bent, dat je niet te snel iets wilt of wilt overbrengen. Laat zaken eerst goed onderzoeken. Met inhoud kun je het verschil maken. Weet je, de politieke carrière is heel kwetsbaar. Zo sta je er en zo sta je buiten.”