“Geef mij maar óns systeem”

“Geef mij maar óns systeem

Regina Veronica Maria (Renée) Jones-Bos volgde het bekende diplomatenklasje van Buitenlandse Zaken (BZ), werkte als ambassadeur onder andere in Washington en Moskou en was hoofd van de Taskforce Veiligheidsraad. Ze zat aan tafel met de wereldtop. Haar carrière startte in een tijd dat topbanen voor vrouwen nog niet gebruikelijk waren. “Ik heb geleerd me niet te laten ontmoedigen.” In ‘het Haagse’ was zij plaatsvervangend DG, DG en later SG bij BZ. Ze ontwikkelde zich “van veel interesse in buitenlands beleid, naar ook meer interesse in binnenlands beleid.” Als ze haar ervaringen met binnenlandse en buitenlandse politieke systemen op een rijtje zet, is haar conclusie: “Er moeten dingen beter en we moeten ons bewust zijn van onze kracht en zwakte, maar geef mij maar ons systeem.”

De internationale oriëntatie van Jones-Bos kwam al tot uiting in haar studiekeuzes. Ze studeerde Italiaans in Perugia, Russisch, Engels, Politiek en Economie in Antwerpen en Ruslandkunde in Sussex. Na haar studietijd ging ze twee jaar aan de slag voor het ministerie van Landbouw bij de attaché op de Nederlandse ambassade in Moskou. “Daar kwam voor mij alles samen wat ik interessant vond: internationale betrekkingen, de tijd van de Koude Oorlog, werken achter het IJzeren Gordijn en werken voor de overheid; kijken wat je met internationaal beleid kunt betekenen voor de samenleving.” Ze vervolgde haar carrière bij het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) en volgde daar het beroemde diplomatenklasje. Het was begin jaren tachtig; er waren nauwelijks vrouwelijke ambassadeurs, DG’s, laat staan SG's. “Toen ik mijn examen deed, kreeg ik felicitaties, maar er werd ook gezegd: ‘Zegt u nou zelf, diplomatie is toch geen vak voor een vrouw?’ Daar heb ik van geleerd me niet te laten ontmoedigen. Later dacht ik: oké, ik zal je het wel eens laten zien!”

"Hoe zorg je dat je een aantal speerpunten hebt waar je wat op kan bereiken?"

Aan de wereldtafel

Een belangrijke stap in haar loopbaan was het tijdelijk lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad voor Nederland eind jaren negentig. Jozias van Aartsen was net aangetreden als minister van Buitenlandse Zaken en Jones-Bos werd twee jaar hoofd van de Taskforce Veiligheidsraad. Dicht tegen de politiek aan: een positie vlakbij de minister en met een regelmatige gang naar de Tweede Kamer. Belangrijk was het aanbrengen van focus, vertelt ze. “Nederland was één van de vijftien landen in de Raad, en een niet-permanent lid. Je moest dus een balans vinden tussen ‘meesjokken met de rest’ en een te pretentieuze agenda die je niet kunt waarmaken.” Een leerzame periode voor Jones-Bos: “Hoe bereid je het voor, en hoe betrek je de Kamer daarbij? Hoe zorg je dat je een aantal speerpunten hebt waar je wat op kan bereiken? Zodat het niet een brei wordt van 100.000 dingen waarin je eigenlijk niets echt goed doet? En hoe leg je daar achteraf verantwoording over af?”

Haar jaren bij de Taskforce boden een uniek inkijkje. “In mijn eerdere posten in Praag en Washington had ik ook te maken met politiek; de nationale en internationale agenda. Hier kwam het heel dicht bij elkaar. Je zit echt aan de wereldtafel.”

"De voorbesprekingen [bij de VN] vinden plaats in een soort zweetkamertje, met lelijk, oud meubilair"

Keiharde onderhandelingen

Iets voor elkaar krijgen op dat wereldtoneel vraagt veel diplomatiek voorwerk achter de schermen, vertelt ze. “Uit het hele proces komt een resolutie van de Veiligheidsraad en daar moet je als Nederland ‘ja’ of ‘nee’ tegen zeggen. Dat is openbaar; iedereen weet of je voor of tegen was, of je je onthouden hebt. Dat focust de geest enorm; wat vinden wij hier nou van? Wat willen en kunnen we daarmee?” De onderhandelingen in de Veiligheidsraad zelf gaan hard tegen hard, is haar ervaring. “Je hebt die bekende mooie, grote zaal, met die prachtige ronde tafel, maar de besprekingen daarvóór vinden plaats in een soort zweetkamertje, met lelijk, oud meubilair. Peter van Walsum (topdiplomaat, red.), de Nederlandse vertegenwoordiger in de Raad, zat met één of twee collega-ondersteuners naast de Russische ambassadeur Sergej Lavrov (later minister van Buitenlandse Zaken, red.) en andere zwaargewichten. Daar worden niet de grote speeches afgestoken en nog eens de standpunten van ieder land toegelicht. Dat zijn gewoon keiharde onderhandelingen over de tekst die de reflectie moet zijn van wat de Veiligheidsraad gaat doen.” Soms moet je daarbij ook andere instrumenten inzetten, zoals het smeden van coalities. “Het gaat erom welke partijen je betrekt en hoe je ervoor zorgt dat zij kunnen bijdragen aan dat wat jij wil bereiken.” Helaas is het overleg in de Veiligheidsraad steeds moeizamer geworden. “Vanwege de toenemende geopolitieke tegenstellingen is het tegenwoordig nauwelijks meer mogelijk tot besluitvorming te komen”, verzucht Jones-Bos na afloop van het gesprek.

Eerste mensenrechtenambassadeur

Na afloop van het tweejarig Nederlandse lidmaatschap van de Veiligheidsraad werd Jones-Bos door Van Aartsen benoemd tot Nederlands eerste mensenrechtenambassadeur. De bedoeling hiervan was het Nederlandse binnenlandse en internationale mensenrechtenbeleid meer op elkaar te laten aansluiten. Bijvoorbeeld door overleg met Nederlandse mensenrechtenorganisaties, en te bekijken wat het aannemen van protocollen en resoluties betekent voor binnenlands en buitenlands mensenrechtenbeleid.

"Dat zet je ook aan tot denken over je eigen stelsel. Als iemand van buitenaf naar Nederland zou kijken, wat ziet men dan? "

De Haagse wereld

In 2003 ging Jones-Bos met haar unieke vak-, veld- en uitvoeringskennis in de Haagse wereld aan de slag. Ze werd eerst plaatsvervangend DG Regiobeleid en Consulaire Zaken, in 2005 werd ze er DG. Regiobeleid en Consulaire Zaken was eigenlijk een soort uitvoeringsorganisatie, en dat lag haar goed. Het ‘postennet’ viel eronder. “Meer dan 140 posten over de hele wereld, met veel uitvoeringskwesties: het beheer, de financiën, de huisvesting, de IT-structuur, en personeelszaken.” Naast het postennet bevatte haar DG ook consulaire zaken. “Nederlandse burgers reizen de hele wereld over – niet altijd op de veiligste plekken – en komen dan soms in de problemen.” Het verstrekken van visa en paspoorten in het buitenland viel onder het DG, net als bijvoorbeeld gedetineerdenbezoek en het opzetten van evacuaties.

De stap naar Den Haag boeide haar. “Bij buitenlands beleid bestudeer je de binnenlandse krachtverhoudingen van landen. Dat zet je ook aan tot denken over je eigen stelsel. Hoe zitten wij dan eigenlijk in elkaar? Als iemand van buitenaf naar Nederland zou kijken, wat ziet men dan? Hoe zit het met het politieke stelsel, met de rechterlijke macht, met de uitvoering van de overheid?” Terugkijkend concludeert ze: “Ik heb me ontwikkeld van veel interesse in buitenlands beleid – die ik nog steeds heb – naar ook meer interesse in binnenlands beleid. Het is interessant om te zien hoe dat gaat binnen een ministerie, al die verschillende DG's met verschillende belangen.”

"Vanuit het buitenland gezien is het gek dat Justitie één ding zegt, Volksgezondheid iets anders en Binnenlandse Zaken weer iets anders"

Een geïntegreerd buitenlandbeleid

Jones-Bos kreeg ook te maken met interdepartementale kwesties. Veel departementen hebben eigen buitenlandse vertegenwoordiging: de attachés. Ze zat het interdepartementale afstemmingsoverleg daarover voor. “Ieder heeft zijn eigen drijfveren, politieke belangen en achterban. De Kamercommissies zijn ook niet noodzakelijkerwijs hetzelfde. Het kan zijn dat er vanuit veiligheid wordt gezegd: ‘De Koninklijke Marechaussee (KMAR) moet meer in het buitenland gaan werken, er moeten overal KMAR-attachés zitten.’ Vanuit BZ denk je dan: wat gaan ze daar dan doen? Is er misschien al iemand die die agenda al volgt en die dat mee kan nemen? Is er sowieso plaats voor nog iemand op de ambassade of moeten we daar een verbouwing voor gaan organiseren?” Het streven was om binnen de rijksoverheid een geïntegreerd buitenlandbeleid neer te zetten. “Je moet zorgen dat de neuzen één richting opstaan. Vanuit het buitenland gezien is het gek dat Justitie één ding zegt, Volksgezondheid iets anders en Binnenlandse Zaken weer iets anders. Dan ben je gewoon niet effectief.” De kunst voor BZ is die eenheid met al die verschillende belangen te realiseren, zonder doorzettingsmacht, vertelt ze.

"Ik was zo vrolijk bezig met mijn inhoud. Een soort naïviteit; als ik goed inhoudelijk bezig ben, dan komt het wel goed"

Vernieuwing Rijksdienst

De tijdsgeest veranderde. In de periode van de kabinetten Balkende werd er met ‘Vernieuwing Rijksdienst’ bezuinigd en hervormd. Een van de ideeën was om te komen tot drie DG's per departement als ideaalmodel. BZ had echter vier DG’s, en ze hield zich achteraf gezien te afzijdig van het spel dat daaromheen ontstond. “Ik was zo vrolijk bezig met mijn inhoud. Een soort naïviteit; als ik goed inhoudelijk bezig ben, dan komt het wel goed. Terwijl er natuurlijk andere dingen spelen.” Op een gegeven moment kreeg ze de mededeling dat haar directoraat-generaal werd opgeheven. “Ik had niet geweten welk ander DG je op had moeten heffen, maar je had natuurlijk ook kunnen zeggen: ‘Luister, ieder departement is anders, Binnenlandse Zaken heeft de AIVD, Defensie de MVID, Sociale Zaken heeft het UWV; er zijn zoveel departementen met uitvoeringsorganisaties. Zie dit als een uitvoeringsorganisatie.” Maar dat gebeurde niet en haar DG werd opgesplitst en verdeeld over de anderen.

In deze periode leerde ze een aantal harde lessen, waaronder Pick your battles. “Je kunt niet ieder gevecht winnen, maar soms moet je ze wel aangaan. In dit geval voelde ik me door niemand gesteund. Ik dacht: ik kan nu wel als een soort Don Quichot tegen windmolens gaan vechten, maar dit ga ik niet winnen.” Ze vertelt dat ze een week ‘teleurgesteld’ heeft thuisgezeten en er veel met haar man over heeft gesproken. “Dan kom je op het punt dat je denkt: wat doe ik? Word ik verbitterd, boos en teleurgesteld, en zeg ik: ‘Ik ben miskend’. Of denk je: ik had dit aan moeten zien komen en zelf een actieve rol moeten pakken bij die afweging. Nu had ik het gevoel dat het gewoon een te haastige beslissing was waar niet goed over was nagedacht.” Ze leerde nog een aantal belangrijke lessen. “Je moet goed op blijven letten en niet naïef zijn. Niet denken dat wanneer je lekker bezig bent de rest van de wereld dat ook ziet. Je moet dus wat Haagser en sluwer opereren.”

Een balanceeroefening

Na het opsplitsen van haar DG vertrok Jones-Bos in 2008 naar Amerika en werd daar ambassadeur. In de zomer van 2012 maakte ze haar rentree in den Haag, als SG van BZ. Het was een roerige tijd. De financiële crisis begon zijn tol te eisen in Nederland en het eerste kabinet Rutte was in het voorjaar gevallen. Met een nieuw kabinet, Rutte II, kwam er ook een nieuwe minister; Frans Timmermans. Hij had getekend voor een regeerakkoord waarin BZ hard werd geraakt door de bezuinigingen. Harder dan andere departementen. Binnen BZ werd dat als onrechtvaardig gevoeld. Voor haar als nieuwe SG startte een ‘balanceeroefening’: “Tussen je mensen gemotiveerd houden, de organisatie op de rails houden, zorgen dat het gewone werk doorgaat en die bezuinigingen realiseren. En daarnaast zorgen dat mensen zich toch ook realiseren: ‘Er moet wel iets gebeuren, want het is misschien ook niet voor niets dat wij een grotere bezuiniging hebben gekregen.’

De commissie Docters van Leeuwen had eerder van minister Uri Rosenthal de opdracht gekregen om na te denken over de toekomst van het buitenlandse beleid en de diplomatieke dienst. Zo wilde hij meer nadruk op de economische belangen van Nederland. Ze vond dat die commissie moest blijven, ook al was die onder een ander politiek regime tot stand gekomen. Ze sprak daar ook een aantal keer over met de nieuwe minister. “Dit is een inhoudelijke commissie, dacht ik, daar kunnen we gebruik van maken. Want we zullen toch goed moeten nadenken over wat onze koers wordt en hoe we die bezuinigingen vorm gaan geven.”

"We hebben als rijke, welvarende natie een rol om bij te dragen aan welvaart en gerechtigheid in de wereld; ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten"

We hebben de overheid nodig

De commissie bleef en daarnaast dacht ook haar eigen organisatie na over een andere beleidsrichting: “Ik geloof erg in inhoudelijk vakmanschap, en dat je dat vanuit je eigen organisatie moet halen. Dat liep parallel met het missie- en visietraject van de commissie Docters van Leeuwen.” Ze kwamen uiteindelijk op hetzelfde uit: de rol van overheden ‘is nog niet achter de rug’. Dat werd niet door iedereen in Den Haag zo gezien. Jones-Bos vertelt: “De illusie was toen was: de wereld is geglobaliseerd en bedrijven doen allerlei dingen zelf. Die paar departementen die internationaal bezig zijn, doen dat ook zelf. We hebben allemaal onze eigen netwerkjes en we hebben geen ministerie van Buitenlandse Zaken nodig. De rol van overheden zou minder worden.” Maar zo zat het niet in de rest van de wereld – China, Rusland, het Midden-Oosten, Afrika – waar overheden een grote rol speelden.

Stap voor stap kreeg de nieuwe missie en visie verdere inhoud. “Ons uitgangspunt werd: je hebt de overheid wél nodig. Voor een samenhangend buitenlands beleid heb je een ministerie van BZ nodig. Voor een bijdrage aan de veiligheid, het welzijn en de welvaart van Nederland, economische diplomatie, volksgezondheid en het opkomen voor de belangen van Nederlanders en Nederlandse bedrijven in het buitenland. Daarnaast hebben we als rijke, welvarende natie een rol om bij te dragen aan welvaart en gerechtigheid in de wereld; ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten. Zo kregen we structuur in wat we doen en waarom.”

Jones-Bos vat het moderniseringsproces – met de bezuinigingen als stoorzender – samen. “Het begon vanuit het gegeven: ‘We kunnen wel mopperen, maar het is wat het is.’ Twee: nadenken over het waarom en onze positie, en zelf kritisch kijken. Drie: als we vinden dat we zulk belangrijk werk doen, moeten we dat ook meer laten zien. En vier: we moeten het beter organiseren.”

En dan de uitvoering

Dat waren de ideeën, maar hoe voer je die vervolgens uit? Ze sprak een aantal keer met minister Timmermans over de kern die behouden moest blijven. Zo moest het postennet in stand blijven, maar met kleinere eenheden. Op de posten zelf bleven de beleidseenheden bestaan en de backoffice-taken werden gebundeld. Dat kon door de voortschrijdende digitalisering. Verder wilden ze hun werk meer zichtbaar maken: “Als je nou een aantal zichtbare dingen doet, kan je op de rug daarvan draagvlak verwerven voor de zaken die moeilijker uit te leggen zijn.”

Die uitvoering moet je volgens Jones-Bos ook in het licht van de tijd zien: “Het was een meer naïeve tijd, waardoor men dacht te kunnen bezuinigen op bijvoorbeeld de buitenlandtaak van de AIVD. Daarvan realiseren we ons nu: dat kan niet zo makkelijk. Maar goed, je gaat door fases, ook in je organisatie. Soms probeer je iets en moet je dat weer terugdraaien.

"Ik denk dat het belangrijk is om een bewindspersoon te verwelkomen en het gevoel te geven: wij zijn hier om jouw werk zo goed mogelijk te faciliteren"

Het gaat om de inhoud én de relatie

In haar loopbaan heeft Jones-Bos heel wat bewindspersonen voorbij zien komen. “Je moet een minister helpen om zijn werk goed te doen.” Daarbij gelooft ze sterk in inhoudelijke vakkennis. “Hoe kan je de minister goed adviseren als je dat niet hebt?”

Het gaat dus over de inhoud, maar ook over de relatie, benadrukt ze. In beide heeft het departement een belangrijke rol. “Als iemand binnenkomt en meteen wordt geconfronteerd met ‘je moet dit en dat’, dan kan ik me voorstellen dat hij of zij denkt: wie is hier nou de bewindspersoon? Dus ik denk dat het belangrijk is om iemand te verwelkomen en het gevoel te geven: wij zijn hier om jouw werk zo goed mogelijk te faciliteren. Daar hoort bij: inhoudelijk advies, organisatie, meedenken over de koers op bepaalde thema's, maar niet tegenover elkaar. Want als je zo begint, dan komt het volgens mij nooit meer goed. Je moet ook kijken naar de persoon zelf. Frans Timmermans wist natuurlijk al veel van buitenlands beleid en kende de organisatie. Dat is een andere introductie dan iemand die van buiten komt.”

"Nachtvluchten zijn killing. De één kan daar beter tegen dan de ander. Daarom heeft de minister iemand nodig die een heleboel rompslomp wegneemt"

Verplaats je in de ander

Als het gaat om een goede overdracht bij de wisseling van de wacht, heeft ze een duidelijk advies: “Ga niet altijd tegenover elkaar zitten, maar ook eens naast elkaar. Verplaats je als SG in de positie van de ander.” Zo zaten ministers Timmermans en Koenders vooral op de inhoud, vertelt ze. “Dan organiseer je series brainstormsessies met DG’s, directeuren en directies.”

Je bent als SG verantwoordelijk voor een goed team, vindt ze. “Zodat de minister zich daar geen zorgen over hoeft te maken.” Om dat te illustreren noemt ze het vele reizen: “Nachtvluchten zijn killing. De één kan daar beter tegen dan de ander. Daarom heeft de minister iemand nodig die een heleboel rompslomp wegneemt. Een fijne klik met een persoonlijk secretaris is dan ook erg belangrijk. “Die persoon gaat altijd mee op reis. Daar zit je 24 uur per dag naast, daar hang je naast in het vliegtuig.”

“En dan heb je natuurlijk de politiek assistent. Die is vooral voor de Kamer belangrijk. De minister van Buitenlandse Zaken is zoveel weg, dat vindt de Kamer niet altijd leuk. Dat moet je goed met de fracties kunnen afstemmen. Daarnaast is een goede secretaresse voor iedere bewindspersoon belangrijk. Ministers hebben zoveel te doen, dat moet allemaal goed georganiseerd worden.”

"Als je besluit om mensen te vervangen, moet je dat goed kunnen uitleggen. Dat op een goede manier doen, is een belangrijke verantwoordelijkheid"

Belangrijke verantwoordelijkheid

Het is lastig als het niet klikt tussen de nieuwe bewindspersoon en het team op het departement. Ze maakte dat een paar keer mee. Wat doe je dan? In eerste instantie is er tijd nodig, geeft ze aan. “Ik vind dat je het altijd moet proberen met elkaar. Maar soms komt er een moment dat het echt niet gaat. Dat vind ik als SG één van de lastigste momenten. Want wat laat je dan zwaarder wegen? Daarom is het SG-schap niet een wetenschap, maar een kunst. In dat geval moet je alle aspecten wegen. Is het persoonlijk of zit het in de houding? Kan het echt niet of is het een kwestie van meer tijd geven? Als je besluit om mensen te vervangen, moet je dat goed kunnen uitleggen. Dat op een goede manier doen, is een belangrijke verantwoordelijkheid.”

Als ambassadeur, DG en SG kreeg ze op verschillende manieren met de Bestuursraad van het departement te maken. “Als je begint in je loopbaan, is die ver weg. Dan ben je meer bezig met je eigen dossier, met je eigen onderwerp, of je nou in Den Haag zit of in het buitenland. Als je wat dichterbij komt, dan word je kritischer. Denk je: jeetje, wat duurt het allemaal lang. En als je er dan zelf in zit als DG, dan weet je: zo makkelijk is het allemaal niet, want dan krijg je te maken met al die verschillende belangen. Toen ik SG werd, dacht ik: nu ligt het echt op je schouders, zo voelde ik het wel. Ik vond het een hele grote verantwoordelijkheid, het was ook een moeilijke tijd.”

Barbecueën met Joe Biden

In haar loopbaan kreeg Jones-Bos te maken met de meest kleurrijke en intrigerende personen. Van president Vaclav Havel tot Anna Politkovskaja, de Russische journaliste, en van Stanley Rensch, de Surinaamse mensenrechtenactivist, tot Barack Obama en Joe Biden. “President Obama vond ik een enorm inspirerende, intrigerende man. Bij hem zag je hoe moeilijk het is – zelfs als president van Amerika – om wat je in je hoofd hebt – ‘Yes, we can’ – in beleid om te zetten. Afghanistan en Irak zijn daar voorbeelden van. Een van zijn eerste executive orders was het sluiten van Guantánamo Bay en dat is nog steeds niet dicht.”

Over Joe Biden: “Biden was toen vicepresident. Wij woonden vlakbij Massachusetts Avenue waar Biden woonde, en zijn daar een keer op een barbecue geweest. Hij doet meteen hup, een arm om je schouder, en ‘The Netherlands, great country’, ‘Small country, big foot print’ en lovend ‘What you guys did in Yugoslavia.’ De volgende keer dat we hem tegenkwamen zei hij: ‘How are you and your prime minister doing?’ Echt die human interaction. Ik vond het knap hoe hij zich iedereen herinnerde en met iedereen een praatje maakte.” Ze vindt het indrukwekkend hoe Biden in de enorm gepolariseerde Verenigde Staten er toch veel wetgeving door heeft weten te krijgen.

‘Jullie kleine mug, wie denk je wel dat je bent om ons zo dwars te zitten?’

Veel op het matje geroepen

Wat waren de lastige momenten als ambassadeur of diplomaat? “We hadden een moeizame relatie met Rusland, vooral na de annexatie van de Krim in 2014. De tragedie met de MH17 hing daar als een zwaard van Damocles voortdurend boven. Premier Rutte was ook persoonlijk gecommitteerd: ‘De onderste steen moet boven.’ En dat vonden de Russen erg vervelend en irritant. Iedere keer kwamen we weer met juridische stappen. ‘Jullie kleine mug, wie denk je wel dat je bent om ons zo dwars te zitten?’ Ik ben veel op het matje geroepen in Rusland.” Jones-Bos is er trots op dat Nederland niet toegaf aan de Russische druk.

De waarde van ons systeem

Die ervaring gaf haar inzicht in de waarde van het democratische systeem. “In de jaren tien werd nog wel eens gezegd: ‘Ons rommelige democratische systeem met al die partijen en fracties. Kijk naar Rusland en China, dáár kan je doorpakken.’ Voor haar werden daarmee juist de beperkingen en zwakte van de autocratie zichtbaar. “Dat iedereen bang is en niet eerlijk durft te zeggen wat hij of zij vindt, dat niemand eerlijk durft te adviseren. Ook bij ons gaan dingen mis, dat hebben we ook gezien en daar praten we veel over. Maar uiteindelijk komen de dingen boven water. Dan denk ik: count our blessings. Er moeten dingen beter en we moeten ons bewust zijn van onze kracht en zwakte, maar geef mij maar ons systeem.”