“Vanaf dag één komen er dingen op je pad die je niet had voorzien”

Vanaf dag één komen er dingen op je pad die je niet had voorzien

Mariëtte (Jet) Bussemaker was actievoerder, wetenschapper, Kamerlid, staatssecretaris van VWS in het kabinet-Balkenende IV, minister van OCW in Rutte II, universiteits- en hogeschoolbestuurder, en is nu hoogleraar en voorzitter van een adviesraad. Ze laat zich omschrijven als inhoudsgedreven, met waarden als basis. Maar ook als ‘hands-on’ en ‘in zekere zin activistisch’. Begaan met de mensen die het moeten doen, die de publieke waarde realiseren, zoals de leraar en de wijkverpleegkundige. De opdracht is het uitvoeren van het regeerakkoord, maar het loopt altijd anders dan je verwacht, is haar ervaring. “Vanaf dag één komen er dingen op je pad die je niet had voorzien.” Haar idealen en principes boden dikwijls houvast in lastige kwesties, maar bestuurders moeten soms ook dingen uitvoeren waar ze ideologisch gezien moeite mee hebben. “Dat hoort erbij, ook dát is verantwoordelijkheid nemen.”

Wondere wereld

In 1998 stond Bussemaker op nummer 45 van de PvdA-lijst voor de Tweede Kamer. Het was de vraag of ze daar na de verkiezingen plaats kon nemen. "Als anderen na mij op de lijst voorkeurstemmen zouden krijgen, had ik er uitgelegen.” Maar dat gebeurde niet en ze werd Kamerlid: “Een wondere wereld waar je dan terecht komt.” Er heerste een vrolijke sfeer door het succes van de PvdA; 45 Kamerzetels. “Dat waren nog eens tijden.” Vrijwel direct voelde ze haar nieuwe verantwoordelijkheid, maar ze hoefde het nog niet alleen te doen. Ze kreeg wat begeleiding van Jeltje van Nieuwenhoven, die toen Kamervoorzitter werd. Om die reden nam Bussemaker een deel van haar portefeuille over; de modernisering van de arbeidsmarkt, sociale zekerheid en arbeid en zorg.

De beste leerschool was volgens Bussemaker om snel te beginnen aan een eerste debat. “Dat ging over het jaarverslag van de Nationale ombudsman. Niet mijn specialisatie en er was weinig belangstelling voor. Ik geloof dat iedereen dacht: dan zit je misschien aan dat onderwerp vast, maar ik dacht: weet je wat? Ik ga het gewoon doen. Want dan heb ik daar een keer gestaan en weet ik hoe dat is. Ik heb me er ingegooid om het ambacht te leren, want het is écht een ambacht.”

"Interrumperen is ook een vak. Het beste is om het in drieën te doen"

Bondjes sluiten

Hoe kom je als Kamerlid goed beslagen ten ijs tijdens debatten? Bussemaker vond het belangrijk om als Tweede Kamerlid de procedurevergaderingen te volgen; vergaderingen waar de brieven van ministeries binnenkomen en besproken worden. “Als je daar niet bij bent, bepalen anderen de vergaderinhoud en volgorde, en die is cruciaal.” Belangrijk is bovendien om goed te kunnen interrumperen: “Dat is ook een vak. Het beste is om het in drieën te doen. Eerst een algemene vraag stellen, waarvan de beantwoorder niet onmiddellijk denkt dat het gevaarlijk is. Maar als die dan ‘ja’ of ‘nee’ zegt, stel je een vervolgvraag, en dan nog een vervolgvraag. Paul Rosenmöller, toen leider van GroenLinks, kon dat erg goed. Hij kon het de PvdA en ook Wim Kok erg moeilijk maken.” Een goed Kamerlid kan ook samenwerken, zegt Bussemaker. Ook met mensen met een andere ‘maatschappijovertuiging’. “Bondjes sluiten, soms in je fractie en soms daarbuiten.”

"Ik zal nooit zeggen: ‘Ze stellen de verkeerde vragen’"

Anders naar de Kamer kijken

Na negen jaar Kamerlidmaatschap werd ze in 2017 staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in kabinet-Balkenende IV. Ze nam mee wat ze als Kamerlid had geleerd. “Dat het parlement het hoogste orgaan is, dat je daar nooit op moet neerkijken en denken: ik zal ze even vertellen hoe het in elkaar zit. Dat je de dialoog moet aangaan. Je moet ook af en toe met de Kamer meebewegen, respect hebben en bedenken dat zij maar beperkte ondersteuning hebben.”

Als bewindspersoon moet je daarom balanceren tussen je bestuurlijke en politieke verantwoordelijkheid, en ook tegemoetkomen aan de Kamer. “Natuurlijk heb ik intern ook wel eens gezegd: ‘Waarom vragen ze naar de bekende weg?’ Of: ‘Dit is wel erg weinig kennis van hoe de organisatie in elkaar zit.’ Maar ik zal nooit zeggen: ‘Ze stellen de verkeerde vragen’. Want elke vraag is relevant in de politiek, daar moet je respectvol mee omgaan. Intern werd er wel gezegd: ‘Dit kan niet’ of ‘Dat wil je niet.’ Dan zei ik: ‘Ja, maar de Kamer wil het wél. Dus laten we de Kamer niet alleen antwoorden dat het niet kan, maar ook hoe het eventueel wel kan.’

"Mensen denken vaak dat politici dingen doen omdat ze dat willen, maar vaak zit er gewoon onvermogen achter"

Een overrompelend begin

Na haar installatie als nieuwbakken staatssecretaris was er een medewerkersreceptie bij VWS: “Ik stond daar vrolijk te zijn en met iedereen kennis te maken, toen ik op mijn schouder werd getikt om te overleggen met mijn DG, Martin van Rijn. Die zei: ‘Het geld voor het persoonsgebonden budget is volgende week op. Je kan vanaf overmorgen geen pgb’s meer uitkeren.’ Dat was mijn begin als staatssecretaris van PvdA-huize die een CDA’er opvolgde. Dat pgb is een ingewikkelde constructie, een subsidieregeling waar een plafond op zat.” Ze was overrompeld. “Leuk, je bent de nieuwe staatssecretaris en zegt direct: ‘Sorry, mensen, maar ik zet een streep door alles wat u tot nu toe kreeg.’ Dan is het alsof je dat wilt. Mensen denken vaak dat politici dingen doen omdat ze dat willen, maar vaak zit er gewoon onvermogen achter. Uiteindelijk mocht ik die pgb’s blijven uitkeren, maar daar stond een bezuiniging tegenover. Ik wist absoluut niet hoe, maar ik dacht die eerste dagen: alles is beter dan dat mijn eerste mededeling het stopzetten van een zeer populaire uitkering wordt.”

De ‘bontkraag’

Het verschil is duidelijk: als Kamerlid ben je politicus met opvattingen, als bewindspersoon draait het om besturen en verantwoordelijkheid dragen. In de switch naar dat nieuwe ambacht was de ondersteuning heel belangrijk. “Een hecht team van mensen om je heen, oneerbiedig de bontkraag genoemd. Ik heb veel aan hen te danken. Voorlichters, een politiek adviseur en bij OCW een medewerker Kamercontacten en een secretaris die de lijn met het departement onderhield.” De politiek adviseur heeft een bijzondere rol. ”Dat is eigenlijk de enige persoon die heel dichtbij je staat en alles weet. Die jou politiek helemaal volgt en geen enkele andere rol of belang heeft.” Naast je topambtenaren en inhoudelijke ambtenaren waren de voorlichters erg belangrijk om mee te denken: hoe gaan we iets aan de Kamer communiceren en hoe valt dat daar? Wat zal er dan morgen in de kranten over staan?”

Besturen is schaken op veel borden tegelijk, vertelt Bussemaker. “Intern, met andere departementen, niet in de minste plaats met het ministerie van Financiën. Maar ook met je eigen partijgenoten, de Kamer, belangenorganisaties, koepels en alles wat er daarachter toe doet. En natuurlijk met de media. Hoe breng je een verhaal?"

Een geloofwaardig verhaal

Over het creëren van draagvlak zegt ze: “Het gaat niet alleen over wat je doet, maar ook over de argumentatie daarbij. Uiteindelijk is er in mijn VWS-tijd bijna twee miljard bezuinigd, terwijl er weinig protesten zijn geweest. Ik denk dat dat ambacht, die lijn ontwikkelen, succesvol was omdat we dat tot in de diepte besproken hebben: ‘Hoe kunnen we dat het beste doen?’ Door bijvoorbeeld te signaleren dat wat ondersteunende begeleiding werd genoemd vooral de kassen van de aanbieders spekten en niet de mensen hielp om wie het ging. Dat was een verhaal dat ik, als PvdA’er, als inhoudelijk bewindspersoon en als iemand die inhoudelijk beleid maakt, geloofwaardig kon vertellen.”

"We halen Jos de Blok naar het departement, want ik heb ontdekt dat hij al aan het doen is wat ik wil"

Veeleisend maar ook leuk

Het tot stand komen van zo’n beslissing en de argumentatie daarbij is een wisselwerking vanuit de bontkraag, de ambtelijke staf én haar eigen ideeën: “Vaak ben je het ook zelf die zegt: ‘Hé, dit vind ik een interessant voorbeeld.’ Ik las een artikel over iemand die zei: ‘Ik krijg allemaal dingen (zorg, red.) aangeboden die ik helemaal niet wil.’ Diezelfde periode las ik een interview met Jos de Blok van Buurtzorg. Ik was bezig met een plan voor de wijkverpleging en zei: ‘We halen Jos de Blok naar het departement, want ik heb ontdekt dat hij al aan het doen is wat ik wil. Laten we kijken wat nodig is om dit soort initiatieven de stroom mee te geven.” De ambtelijke staf was aanvankelijk wat aarzelend, maar was snel om. “Ik weet dat ik veeleisend was en dat mensen vonden dat ze hard moesten werken. Maar ze vonden het ook vaak erg leuk, omdat er wat gebeurde, met een visie die hen in beweging bracht.”

"In Den Haag hebben we de neiging om dingen klein te maken, omdat je ze dan nog kan oplossen. Maar de vraag is of je daarmee wel het echte probleem oplost"

Waardengedreven

Een totaaloplossing verwachtte ze niet van haar topambtenaren. “Daar ben je politica voor, om een maatschappijvisie te hebben en waarden te wegen. Ik heb geprobeerd beleidsbrieven te laten beginnen met de waarde van wat we doen. Dat bleek een enorm moeilijke klus en is weer vervaagd later.” Ze vervolgt: “In Den Haag hebben we de neiging om dingen klein te maken, omdat je ze dan nog kan oplossen. Maar de vraag is of je daarmee wel het echte probleem oplost.” Een succesvol voorbeeld was voor haar de samenwerking met directeur langdurige zorg Kees van der Burg, toen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) was ingegaan en er overal van alles misging. “Hij was bereikbaar voor alle wethouders in Nederland. Hij en ik waren allebei in zekere zin activistisch. We zagen ook: er is niemand anders die dit gaat oplossen.” Bussemaker noemt deze benadering ‘inhoudsgedreven op basis van waarden gecombineerd met een hands-on-mentaliteit’.

"Voor elk werkbezoek ligt de rode loper voor je uit en dan hoor je eigenlijk niet zoveel"

Contact houden met een appje

Onvermijdelijk waren de vele schakels tussen haar als bewindspersoon en bijvoorbeeld de wijkverpleegkundige, die vijf minuten had voor de zorgregistratie of de docent die te maken kreeg met radicaliserende leerlingen. Hoe overbrugde ze die afstand om te weten wat er leefde? “Je probeert dat te doen door werkbezoeken te plannen. Voor elk werkbezoek ligt de rode loper voor je uit en dan hoor je eigenlijk niet zoveel.” Maar ze wilde juist in gesprek met bewoners en professionals. “Op weg naar een werkbezoek heb ik een keer mijn secretaresse gebeld en gezegd: ‘Zeg het maar af, tenzij ze het anders gaan organiseren’, want er bleek een lange lunch met een raad van bestuur gepland te zijn. ‘Ik heb genoeg aan een broodje in vijf minuten.’” Tijdens zo’n bezoek probeerde ze altijd even alleen met een professional te praten, of ze bezocht na een lezing kort de receptie. Als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) zag ze af van de inhuur van een extern bureau om de Mbo-Tour te regelen. “Ik zei: ‘Ik wil dat we dit samen met de mbo-directie doen’. Want dat zorgde voor verdieping van onze contacten met mbo-instellingen, waar we later met een telefoontje, appje of mailtje contact mee konden houden.”

De beste discussies

Soms staan collega-bewindspersonen met verschillende partijachtergronden lijnrecht tegenover elkaar. Bijvoorbeeld met de embryoselectie-kwestie, waarbij Bussemaker met programmaminister voor Jeugd en Gezin André Rouvoet (ChristenUnie) in botsing kwam, en er bijna een kabinetscrisis ontstond. Bussemaker wilde de mogelijkheden voor embryoselectie uitbreiden voor vrouwen met ernstige vormen van borstkanker, die ze niet op hun dochter(s) wilden overdragen. Voor Rouvoet was dat ‘vloeken in de kerk’, maar terugdraaien ging voor Bussemaker “tegen alles in voor mij als voorvechter van emancipatie en vrouwenrecht.”

In de minsterraad kunnen die verhoudingen heel wisselend zijn: “Soms sta je partijpolitiek tegenover elkaar, soms als spending departments. Maar ik herinner me ook thema's die helemaal niet partijpolitiek gekleurd waren, waar je soms de beste discussies over had. Ook omdat mensen daar individueel van mening over verschilden. Ze moest eraan wennen dat je elkaar in de MR met ‘u’ aansprak. “Dat is ook goed, want je zit daar in je rol. Als je daarna gaat lunchen is het allemaal ‘je’ en ‘jij’. Soms is het ook stoom afblazen, even over iets anders praten; een leuke jurk of de verjaardag van een kind.”

"Ga nooit onvoorbereid naar een onderraad, wees tot je tanden toe gewapend"

Onderschatting van onderraden

De wekelijkse ministerraad (MR) bood een rustmoment in de week, en dat kwam de inhoud van de gesprekken in het kabinet ten goede, ervaarde Bussemaker. “Een moment waarop je drie uur niet hoefde na te denken wanneer je naar de volgende afspraak moest.” Vaak kwam de besluitvorming er niet aan op discussies, die waren doorgaans al beslecht. “Ik geloof dat het geen geheim is dat Rutte eigenlijk niet accepteerde dat er iets in de ministerraad kwam, waarvan hij niet wist of het goed zou gaan. Maar hij had eigenwijze ministers, dus dat gebeurde soms toch.” Zelf heeft ze moeten leren hoe belangrijk het proces naar de ministerraad toe is. De onderraden en de voorportalen worden vaak onderschat, ziet ze. Haar advies: “Ga nooit onvoorbereid naar een onderraad, wees tot je tanden toe gewapend.” Een tweede advies: mocht je er onverhoopt niet bij kunnen zijn, neem dan de notulen goed door, zodat je precies weet wat er speelde als het ter sprake komt tijdens de MR.

Choose your battles

Een andere belangrijke les is om focus aan te brengen: “Choose your battles. Al heb je een brede belangstelling en kun je snel de kern van stukken tot je nemen, je kunt niet alles over het onderwijs weten, een departement als VWS doorgronden om dan ook nog alle finesses te weten over de aardbevingen in Groningen. Naast alles wat er internationaal speelt en de economische zaken. Je hebt mensen op het departement die meelezen, zij focussen vooral op wat belangrijk is voor jouw portefeuille. Bij mij lazen mensen van Monumentenzorg altijd mee met stukken over de aardbevingen. Daar was ik als minister van OCW verantwoordelijk voor. Maar uiteindelijk moet je zelf kiezen waar jijzelf op focust.”

"Je moet oppassen met de gedachte dat jij als minister een heel bijzonder persoon bent, anders krijg je een te groot ego. Het is gewoon een rol"

Tegenspraak is nodig

Als bewindspersoon moet je soms ook kabinetsstandpunten verdedigen waar je het niet of niet helemaal mee eens bent. Hoe ging ze daarmee om? “Als minister ben je lid van het collectief, je kunt niet het achterste van je tong laten zien. Maar je leert daar ook mee te spelen. Je zegt bijvoorbeeld dat het misschien niet anders kon, maar dat je veel begrip hebt voor mensen die er anders over denken.”

Wanneer je standpunten moet verkondigen waar je het niet (helemaal) mee eens bent, levert dat soms spanning op. Bussemaker kon daarmee omgaan door er thuis of met vrienden over te praten. “Er is een Bussemaker die minister is en er is Jet, en dat ben ik. Dat is belangrijk. Je moet oppassen met de gedachte dat jij als minister een heel bijzonder persoon bent, anders krijg je een te groot ego. Het is gewoon een rol.” Om jezelf en die rol te kunnen onderscheiden, heb je mensen om je heen nodig die je niet als minister behandelen. Privé, maar ook in je functie. “Eén van de grote gevaren van het ministerschap is dat je alleen ja-knikkers om je heen hebt.”

"Dat zijn momenten geweest waarop ik dacht: hiervoor ben ik de politiek ingegaan en nu kan ik niets doen, of moet ik misschien iets gaan doen wat tegen mijn eigen kernwaarden ingaat"

Onvoorziene zaken

De eerdergenoemde kwestie rond de embryoselectie en de vluchtelingencrisis in 2015 waren voor haar lastige momenten. “Die vreselijke vluchtelingenbootjes in Turkije; er zijn maar weinig mensen die daar überhaupt iets aan kónden doen, en zelfs dan met mate. Dat is best frustrerend. Dat zijn momenten geweest waarop ik dacht: hiervoor ben ik de politiek ingegaan en nu kan ik niets doen, of moet ik misschien iets gaan doen wat tegen mijn eigen kernwaarden ingaat.” Wat je dan kunt doen, is een second best optie kiezen, vertelt ze. “Uiteindelijk accepteer je dat je bijvoorbeeld een bezuiniging moet uitvoeren, waarvan je nog niet weet hoe erg het wordt. Of je zoekt een oplossing die wat minder slecht is dan wat er eigenlijk was voorgesteld. Dan blijft het moeilijk om uit te leggen”, benadrukt ze. “Maar dit hoort erbij, dát is verantwoordelijkheid nemen. Het gebeurt in ieder kabinet: iedereen denkt een coalitieakkoord te gaan uitvoeren en dat moet ook. Maar vanaf dag één komen er dingen op je pad die je niet hebt voorzien: een financiële crisis, een vluchtelingencrisis, stikstofberekeningen waar je niet op had gerekend, noem maar op…”

"Eindeloos lange avonden met Thaise maaltijden hebben we samen naar varianten zitten kijken hoe het dan eventueel wél zou kunnen"

Een belangrijke opdracht

Een ander voorbeeld van zo’n lastige kwestie is het afschaffen van de basisbeurs als onderdeel van het leenstelsel, toen zij minister van OCW was van 2012 tot 2017. “Dat stond in het regeerakkoord, en het had ook al drie keer in PvdA-partijprogramma’s gestaan. Waarom moet de zoon van de kruidenier meebetalen aan de opleiding van de zoon van de notaris? Daar zit echt wat in. Tegelijkertijd wilden we de verschillen tussen mbo en hbo/universiteit meer rechttrekken. Waarom kregen studenten in het hoger onderwijs bijvoorbeeld een ov-kaart en mbo'ers niet? Dat we daar in die combinatie iets aan zouden doen, vond ik niet onredelijk.” In de oorspronkelijke plannen zou de ov-kaart voor studenten sterk beperkt worden. “Ik heb toen de ruimte gekregen om dat anders te doen, waardoor de ov-kaart overeind bleef, en we ook een ov-kaart voor mbo-studenten konden invoeren, maar uiteindelijk moest er wel iets met de studiefinanciering zelf gebeuren.”

Het wetsvoorstel om het sociaal leenstelsel in te voeren was onderdeel van het Regeerakkoord van Rutte II en een alternatief voor de langstudeerboete. Het voorgaande kabinet Rutte I had deze boete in 2011 ingevoerd; studenten die langer over hun opleiding deden dan toegestaan, moesten meer collegegeld betalen.

Met het leenstelsel bleef er nog wel een beurs voor de lagere inkomens en de vrijgekomen middelen zouden worden geïnvesteerd in de kwaliteit van onderwijs. Maar het kabinet had voor dit voorstel geen meerderheid in de Eerste Kamer en dat gaf problemen om de wet gerealiseerd te krijgen.Ik vond het een redelijk voorstel, tegen de achtergrond van mogelijke alternatieven, in een tijd van financiële crisis waarin iedereen moest bezuinigen. En wij konden als enigen herinvesteren in de kwaliteit van het onderwijs. Bovendien: dit was een belangrijke opdracht die ik mee had gekregen.” Ze ging op zoek naar draagvlak en raakte in gesprek met D66 en GroenLinks. “Eindeloos lange avonden met Thaise maaltijden hebben we samen naar varianten zitten kijken hoe het dan eventueel wél zou kunnen.” Uiteindelijk steunden zowel D66 als GroenLinks het voorstel om het sociaal leenstelsel te realiseren.

Achteraf constateert ze dat de wijziging indertijd weliswaar inhoudelijk verdedigbaar was, maar in de uitwerking niet goed is gelopen. “Bijvoorbeeld omdat mensen dachten dat er helemaal geen studiefinanciering meer zou zijn – in de framing hebben we dat verloren.  Ook de samenhang met veranderingen op andere terreinen speelde parten. Wat wij – ook ikzelf – niet hebben gezien, is de combinatie met de effecten van de wooncrisis. Omdat je toch met één ding bezig bent wellicht.”

"Vanaf dag één heb ik laten voelen dat ik de pijn deelde en dat ik van kunst hield"

Uit de groef

Als minister van OCW kreeg ze ook een erfenis met de cultuurbegroting. Die was gebaseerd op de bezuinigingen van haar voorganger Halbe Zijlstra (VVD), en nog door het kabinet Rutte I gepresenteerd via de Prinsjesdagbegroting, maar moest nog wel door de Kamer. Bussemaker trad op 2 november 2012 aan, het debat over de cultuurbegroting zou enkele weken later plaatsvinden. Van de 900 miljoen euro voor cultuur moest maar liefst 200 miljoen bezuinigd worden. Voor haar “heftig en moeilijk, want het raakte aan mijn eigen drijfveren en waarden.” Haar ambtenaren, hoe moeilijk zij de besluiten ook eerder hadden gevonden, zaten ondertussen ‘in de groef’ van de voorbereidingen van de bezuinigingen en waren bang voor juridische procedures, waardoor het hele bouwwerk in elkaar zou storten. Bovendien was het crisis, dus er was geen extra geld. “Vanaf dag één heb ik laten voelen dat ik de pijn deelde en dat ik van kunst hield.” Dat werd gewaardeerd door de sector, ervaarde ze. Ze hoorde terug: “We hadden graag meer geld voor cultuur gewild, maar begrijpen dat dat nu moeilijk is. Wat wij het allerbelangrijkste vinden is dat er niet meer iemand zit die ons als uitschot beschouwt, maar iemand die waardering heeft.”

Nieuwe rondes, nieuwe kansen

Toch kun je met zo’n bezuinigingsoperatie nog zaken voor elkaar krijgen, mede dankzij inzet van de Kamer. “Ik heb geschraapt en geschraapt.” Maar wat ze kon doen, ging niet alleen over geld, het ging ook over een andere visie op de cultuursector. “Zijlstra had gewerkt aan een beleidsfilosofie waarin de sector van het ‘subsidie-infuus’ af moest en ondernemender moest worden.” Ze vond het belangrijk om het departement op een andere manier in beweging te krijgen. “Ik heb de maatschappelijke relevantie van kunst ingebracht. Ik wilde nieuw publiek binnenhalen, meer doen voor jongeren en meer diversiteit. Bij cultuur heb je beperkte ruimte om te sturen, maar toch iets meer dan bij het onderwijs, omdat er daar meer organisaties, koepels en bureaucratie tussen zitten.”

"Je maakt zo ontzettend veel mee dat ik het echt een voorrecht vind om het te mogen doen"

Voorrecht, schaamte en trots

Als ze terugkijkt op haar politieke loopbaan voelt ze zich allereerst bevoorrecht. “Er gaan zoveel deuren voor je open. Je maakt zo ontzettend veel mee dat ik het echt een voorrecht vind om het te mogen doen.” Het is niet alleen leuk geweest. “Ik heb ook tomaten naar mijn hoofd gekregen.” Gevraagd naar de dingen die ze met schaamte associeert, noemt ze de problemen die ze wel wilde, maar niet kón oplossen. “Denk aan de vluchtelingencrisis ver weg. Of de positie van leraren en wijkverpleegkundigen. Voor beide groepen heb ik wat kunnen doen, met opleidingen en het salaris van de nullijn halen. Maar niet wat ik had willen doen, omdat juist deze beroepen zo belangrijk zijn voor de samenleving. Het was niet genoeg.” Trots is er ook. “Op wat ik soms wél heb kunnen doen, of een verhaal dat ik heb veranderd. Dat geldt voor cultuur, maar ook voor de emancipatie van LHBTI’ers. Dat ik tegen de stroom in in Rusland een verhaal over homoseksualiteit heb gehouden, daarin iets heb kunnen betekenen. Dat lijkt misschien klein, maar het is groot voor de groepen waar het over gaat.”