Dus op dit moment is het zo dat een korpschef, en jij hebt dat dus ook in je laatste positie ook zo meegemaakt, heb je en te maken met de lokale bestuurders en te maken met de nationale bestuurders. Hoe is dat voor een korpschef om met die twee partijen allebei te maken te hebben?
Dat is buitengewoon interessant en dat maakt het leven ook soms ingewikkeld, maar ik vind het ook echt uitdagend. Waarbij toch, en dat is even belangrijk om te zeggen, de korpschef is primair verantwoordelijk voor het beheer van de Nederlandse politie. En de gezagsdragers maken afspraken over wat de politie moet doen met de politiechefs. Dus als korpschef ben je niet primair verantwoordelijk voor wat de politie doet. Dat wordt met het gezag afgesproken door de politiechefs. En dat is wel belangrijk om te vermelden, want je leest het, je hoort het. Ik begrijp ook wel waar het vandaan komt, maar het gezag is niet veranderd door de vorm van Nationale Politie. Die burgemeester en die officier van justitie of hoofdofficier blijven verantwoordelijk voor wat de politie doet en daar worden de afspraken ook gemaakt.
En daar heb je capaciteit voor nodig, één van de heikele punten. Het politiewerk is de afgelopen tien, vijftien jaar echt complexer geworden. Er zijn uitdagingen bijgekomen, ook op nationaal niveau. En voordat je het weet, trekt die sterkte naar nationaal niveau. Dan heb je vooral de spanning tussen lokaal en nationaal.
Om de sterkte? Ja, om gewoon, om de capaciteitsvraag. Dus dat bewaken en beveiligen is zo'n voorbeeld wat de afgelopen jaren zoveel aandacht vroeg. Toen ik wegging waren meer dan 2.000 politiemensen dagelijks bezig met bewaken en beveiligen. Die komen ergens vandaan en voor een deel komen die gewoon uit die robuuste basisteams die die capaciteit leveren. En dan trek je capaciteit weg uit de lokale kant. En dan zeggen burgemeesters: ik heb het gezag wel, maar ik heb weinig capaciteit. Die spanning, die is er. Dat maakt het werk ook best uitdagend. En je probeert alle ballen in de lucht te houden, de belangen van iedereen te dienen. Maar op een gegeven moment, waar niet is, verliest de keizer zijn recht. En soms moet je bestuurders ook met bestuurders laten praten.
De sterkteverdeling is een bestuurlijke aangelegenheid. Daar heb ik professionele opvattingen over. Geen misverstand. Daar durf ik ook iets over te zeggen. Maar uiteindelijk is het de minister die de sterkte verdeelt. Dat is wat heikel, want moet je bestuurders ook met bestuurders laten praten en dat is soms wel eens een spannend gesprek.