Je moet ook iets van afstand hebben tot je bewindslieden, ook je minister.
Je moet het goed met ze kunnen vinden. Ze moeten je wel kunnen vertrouwen, dus heel subtiel, maar je moet ook afstand hebben.
Er werd mij vaak gevraagd: "Wie is nou de baas op het departement, Geert?’’
“Is dat nou de minister of is dat de SG?" Dan zei ik: "Tja, dat is een mysterie, dat is onbekend." "Hoezo is dat?” Ik zei: "Sommigen denken dat ik de baas ben en sommigen denken dat de minister de baas is. En de minister denkt dat ik de baas ben, als ik z'n onkosten moet paraferen of als hij vraagt of hij een dienstreis
kan... Omgekeerd, is de minister de baas als het om iets inhoudelijks of om een benoeming gaat die hij per se niet wil. Dus het is een mysterie”, zei ik, "en dat moet vooral zo blijven."
En dat punt van afstand, dat heb je in je functie echt nodig, vind ik hoor.
Dus met andere woorden, je moet niet 100 procent voorspelbaar zijn, want dan wordt er voordat je het
weet een spel met je gespeeld.
Als ik dit zeg, dan doet die dat. Dus je onafhankelijkheid creëer je ook en bewaak je door - je hebt, vind ik,
een soort onafhankelijke rol - die bewaak je door toch op die manier voortdurend je positie te bepalen en nooit dikke vriendjes noch met ambtenaren, noch met bewindslieden te worden.