Inhoud boven politiek-strategische strijd


Als de verhoudingen zo gevoelig liggen...
hoe smeed je dan coalities met collega-bewindspersonen...
die je nodig hebt om bepaalde zaken te realiseren?
Vond je dat moeilijk opereren als die algehele sfeer in zo'n kabinet zo gespannen is?
Nou, nee.
Kijk, om te beginnen waren toen, dat is misschien nu anders...
maar toen waren de staatssecretarissen niet bij het ministersoverleg.
Wij waren niet bij de directe confrontaties aanwezig...
Ien Dales en ik.
En dat was alleen als het echt jouw beleidsterrein betrof.
Dus daar heb ik niet zoveel van meegekregen.
En dan heb je op donderdagavond altijd bewindspersonenoverleg...
en daarin merkten wij daar dus wel iets van.
Maar ik was veel meer op onderwerp gericht...
en op de dingen waarmee ik bezig was, dan op zo'n politiek-strategische strijd.
Daar had ik eigenlijk niet zoveel mee. Daar was ik helemaal niet goed in.
En op dat departement en met de dingen waarmee ik bezig was...
zeker op dat gebied van die emancipatie.
Kun je iets zeggen over hoe belangrijk, of misschien ook wel minder belangrijk...
dat element van met elkaar door één deur kunnen...
en samenwerken als bewindspersonen binnen hetzelfde departement of portfolio...
Of was het echt een kwestie, in jouw geval, van: je verkavelt taken...
je loopt elkaar niet in de weg, en ieder doet zijn ding?
Kun je daar iets over zeggen?
Ja. Het rare is, het is eigenlijk alle twee, in ons geval.
Ik weet niet hoe dat anders ging.
Ik kreeg al zoveel, dat de eerste dag dat ik daar zat...
kwam er weer zo'n ambtenaar binnen met zo'n...
En ik zo: Hou af, hou af.
Want alleen al dat welzijn en cultuur, wat daar allemaal onder viel...
Dat is... Ik dacht: dat kan helemaal niet.
En ik was wat dat betreft een braaf meisje.
Ik dacht: hoe moet ik dat in één... Hoe hou ik dat bij?
En die volksgezondheid, dat is natuurlijk ook een heel ingewikkeld iets...
want er moest een herziening.
Wij hebben het dus wel daarover gehad.
Maar Hans Simons heeft toen veel meer vertrouwd...
op de toezeggingen die hij van Lubbers kreeg.
Rotterdamse achterbuurman, of zo.
En ik zei wel: 'Ik zou daar niet zo op leunen.'
Maar Hans had natuurlijk heel veel politieke ervaring in Rotterdam...
en die was echt fantastisch.
Die deed het ook heel goed in de Kamer en hij was echt een briljant iemand.
Dus ja, ik bemoeide me...
Hij had zijn terrein en hij bemoeide zich ook helemaal niet met het mijne.
En ik dan zijdelings met dat ingewikkelde probleem...
en zei dan: 'Ik zou toch vooral niet al te zeer vertrouwen.'
Want hij dacht dat Lubbers die hele CDA-klont in de Kamer wel achter hem zou formeren.
En Lubbers was gewoon een hele aardige, toch wel, sociale persoonlijkheid...
en makkelijk.
Maar die had helemaal niks gedaan daarin.
En als hij iets had gedaan, zeker niet in positieve richting...
want dat viel dus erg tegen.
Ik kon heel goed met Hans Simons als collega.
Wat er in de partij gebeurde en allerlei andere dingen.
Dus we hadden echt een heel goed contact samen.
Ik vond het een heel prettige houvast, ook in zo'n groot departement.
En het omgekeerde was ook waar.
Alleen heeft hij niet zo naar mijn bijdrage, die meer behoedzaamheid predikte...
dan inhoudelijk fantastische andere ideeën, toch een beetje in de wind geslagen.
En vanaf toen vond hij dat niet meer leuk, toen dat echt afgelopen was.
Toen kreeg ik dat ook nog erbij. Althans, niet dat ingewikkelde.
Maar wel, want toen was ik zelf wel een beetje ingewerkt natuurlijk...
in de cultuur en in al die andere dingen.
Maar toen is er geen vervanger... -Hij keerde terug naar Rotterdam.
Hij is teruggegaan, hij werd daar gevraagd. Hij voelde toch meer voor dat...
wat hij noemde collegiale bestuur.
En toen heeft Cock gezegd, want die dacht dat dit was afgehandeld:
'Dan doet hij die er maar bij.'
Nou vond ik dat ook wel eigenlijk gewoon...
want ik dacht: nou ja, ik zit hier nu eenmaal...
en ik heb toch met Hans goed samengewerkt en dan komt er weer een andere.